Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het Luxor resort
Het Luxor resort
Het Luxor resort
Ebook259 pages4 hours

Het Luxor resort

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Wanneer haar vriend niet naar Egypte met vakantie wil, besluit advocate Monica Barends alleen te gaan. Ze reist af naar een luxe hotel in Luxor en ontmoet daar Jamal, een mooie Egyptenaar met Engels bloed. Monica is verrukt van haar nieuwe lover, tot ze ontdekt dat Jamal niet degene is die hij zegt te zijn. Wie is Jamal werkelijk en wat weet hij van de verdwijning van een Engelse toeriste uit Luxor? Met gevaar voor eigen leven gaat Monica op zoek naar het antwoord.
LanguageNederlands
Release dateJul 1, 2013
ISBN9789461090966
Het Luxor resort

Related to Het Luxor resort

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Het Luxor resort

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het Luxor resort - Candy Brouwer

    www.crimecompagnie.nl

    P

    roloog

    De maan kruipt boven de kalkstenen rotsen uit en werpt zijn heldere licht op de spijlen van het hek. Als een tandeloze mond gaapt de toegang tot het graf ons aan. Om ons heen is het stil. Doodstil. Ik hoor mijn eigen adem, en ook die van de man naast me.

    ‘Spannend hè?’ fluistert hij. Evengoed klinkt zijn stem luid.

    Ik knik. Onwillekeurig zoekt mijn hand die van hem. Mijn horloge vertelt me dat het afgesproken tijdstip al lang is verstreken. Het verbaast me niet, in Egypte is het begrip tijd relatief. Toch irriteert het me, straks worden we betrapt. Ik kijk rond of ik de wachter al zie aankomen en schrik als hij ineens vlak achter me blijkt te staan. Onhoorbaar is hij genaderd. Moeiteloos pikt hij de juiste sleutel uit de enorme sleutelbos in zijn hand en steekt hem in het slot, dat licht piept wanneer de sleutel wordt omgedraaid. Dit is geen hek dat al ruim twintig jaar niet is gebruikt, besef ik direct. Dat is ook logisch. Vele archeologen zijn hier doorgegaan om de tombe te onderzoeken. Zelfs het voorrecht dat mij, een toerist, wordt verleend is waarschijnlijk minder exclusief dan me is voorgehouden. Niet dat het me iets uitmaakt, daarvoor zijn mijn verwachtingen te hooggespannen. De wachter knipt een schijnwerper aan en nodigt ons uit door het hek te gaan, wat hij daarna zorgvuldig achter ons afsluit. Ik haal diep adem. Opnieuw zoekt mijn hand die van mijn minnaar. Zo dalen we af in de donkere schacht van het graf van Seti I.

    Toen de graftombe van farao Seti I in 1817 door de Italiaan Belzoni werd ontdekt, waren de schatkamers leeg. Leeggeroofd door grafrovers die de tombe in de oudheid al hadden betreden. Wat nog wel aanwezig was, waren de prachtige kleurrijke schilderingen waarmee de tombe van boven tot onder versierd was. Seti I was een machtig heerser en zijn graf is het langste en diepste van alle graven in de Vallei der Koningen.

    De wetenschap dat er in 2007 nog een nieuwe schacht is ontdekt achter iets wat eruitzag als een deur, maakt dat ik een ongekende ontdekkingsdrift voel. Wat hier mogelijk nog verborgen ligt, gaat mijn voorstellingsvermogen te boven. Ik moet er maar niet te veel aan denken. Ik wil me concentreren op het hier en nu en genieten van het fantastische gevoel dat ik, samen met de man op wie ik in korte tijd zo verliefd ben geworden, afdaal in een graf dat normaal voor het publiek is gesloten.

    Het graf van Seti I maakt al zijn beloften waar. Het begint al met de constructie, diep uitgehakt in de rotsen, compleet met een metersdiepe valkuil om dieven de doorgang te beletten. Het heeft ze niet tegengehouden, net zo min als het valhek. Steeds dieper dalen we af tussen wanden die prachtig zijn versierd met afbeeldingen en hiërogliefen. Ik heb het gevoel alsof de lucht die ik inadem eeuwenoud is. Langzaam neemt de Egyptische geschiedenis bezit van mijn lichaam en geest. Ik raak in een soort trance en weet het zeker: ooit heb ik hier geleefd. Het gevoel dat ik vroeger in Egypte heb gewoond kende ik al langer; een sessie bij een regressietherapeut bevestigde mijn vermoeden. Tijdens de heerschappij van Seti I was ik een edelvrouw die leefde aan het hof. Ik voel het tot in mijn botten. Alles hier ademt mijn verleden uit. Met mijn ogen zoek ik de afbeeldingen af in de hoop mezelf terug te zien.

    En dan, ik hou mijn adem in, betreden we de ruimte waar het me om te doen is. We gaan de lege grafkamer binnen. Dat de sarcofaag ontbreekt maakt het niet minder interessant. Hoog boven ons strekt het gewelfde plafond zich uit. Het is beschilderd met afbeeldingen van de Egyptische dierenriem en uniek in zijn soort.

    ‘O wat mooi,’ zeg ik ademloos. Ik draai me om naar mijn minnaar en sla mijn armen om hem heen. ‘Dank je wel dat ik de kans heb gekregen hier te zijn. Het betekent zo veel voor me.’

    Zoals steeds wanneer hij dicht bij me is, begint het in mijn buik te gloeien. Er is maar weinig voor nodig om het vlammetje op te stoken. Als vanzelf zoeken mijn lippen de zijne voor een hartstochtelijke kus.

    ‘En dit is nog niet alles, er is nog veel meer wat je moet zien,’ zegt hij als we zijn uitgezoend.

    ‘O?’ Mijn nieuwsgierigheid is meteen gewekt.

    ‘Kom maar mee, deze kant op.’

    Samen lopen we verder naar beneden, door de steile gang die vanaf de grafkamer naar beneden daalt. Na tien meter slaan we rechtsaf, een andere gang in, een volgende ruimte door waar weer een gang wacht. Daarna kruipen we door een lage opening een niet afgewerkte schacht in. Mijn hart begint sneller te kloppen. De plattegrond van de tombe zit goed in mijn hoofd en ik weet zeker dat deze ruimte er niet op staat! Ineens houdt de tunnel op. We staan bij een gat in de grond vanwaar een touwladder naar beneden hangt. Beneden is het donker. Bijgeschenen door het licht van de schijnwerper, daal ik als eerste af. Nauwelijks heb ik mijn voet van de onderste sport op de grond gezet of de ladder wordt opgetrokken. Met een ruk kijk ik omhoog. ‘Hé, wat doe je nou?!’ Tot mijn afgrijzen zie ik hoe het licht van de schijnwerper zich verwijderd. De duisternis neemt langzaam bezit van de schacht en daalt op me neer. ‘Stop! Wat doe je? Kom je nog terug?’ Ik krijg geen antwoord. Ik lach en schud ongelovig mijn hoofd. Dit gebeurt niet echt. Hij haalt natuurlijk een grapje met me uit. Een kleine test voor mijn zenuwen. Nog even en hij en het licht keren terug. In het pikkedonker staar ik omhoog, ogen wijd open. ‘Kom nou terug,’ schreeuw ik weifelachtig. Wanneer er niets gebeurt dringt het langzaam tot me door dat hij me echt achterlaat. De paniek die ik voel opkomen vliegt me aan. ‘Help!’ schreeuw ik op de toppen van mijn longen. ‘Help me dan toch!’ Er roert zich niets of niemand. Wanneer ik opnieuw wil schreeuwen, weigert mijn stem dienst. Het besef dat ik hier in mijn eentje zit opgesloten, heeft me stom van angst gemaakt.

    1.

    Slechte dingen komen nooit alleen. Net wanneer in mijn binnenzak mijn telefoon trilt, scheurt een van de twee loodzware tassen die ik naar boven zeul open. Alle boodschappen rollen eruit, ik zie ze de trap af stuiteren terwijl ik naar mijn gsm graai. Vivian, zie ik op het scherm. ‘Hé liefje! Heb je al gepakt?’

    ‘Moon, er is iets gebeurd.’

    De manier waarop Vivian haar woorden uitspreekt, bezorgt me spontaan kippenvel.

    ‘Wat is er aan de hand, Viv?’

    ‘Ik ben uitgegleden. Mijn scheenbeen is op twee plaatsen gebroken, ik zit tot over mijn knie in het gips.’

    ‘O, wat verschrikkelijk.’ Ik sla mijn hand voor mijn mond.

    ‘Je snapt wel dat ik niet meekan naar Luxor,’ gaat Vivian verder, ‘ik vind het vreselijk dat ik je zo in de steek laat.’ Haar stem trilt.

    ‘Ben jij gek,’ roep ik stoer. ‘Het is voor mij hooguit vervelend, voor jou is het echt rampzalig.’

    Een zielige snik bereikt mijn oor. ‘We weten nog niet of we de bruiloft kunnen uitstellen. Als het niet lukt, moet ik op krukken trouwen.’

    Het huwelijk tussen Vivian en haar David vindt over precies drie weken plaats. Onze gezamenlijke vakantie was bedoeld als een afscheidsreis van Vivians vrijgezellenleven.

    ‘Wat een ellende, meid. Wat een domme pech,’ verzucht ik. In mijn hoofd beukt de teleurstelling om een vakantie die hopeloos dreigt te mislukken een gestaag ritme.

    ‘Ik vind het zo rot voor jou,’ begint Vivian opnieuw vol schuldgevoel. ‘Je keek zo uit naar deze vakantie.’

    ‘Maak je over mij nou maar niet druk, je moet aan jezelf denken. Misschien wil Eelco wel mee – en anders ga ik gewoon alleen. Geen probleem. Ik kom vanavond naar je toe, signeer ik meteen even je gipspootje.’

    ‘Je bent een schat, Moon. Tot straks.’

    ‘Kut!’ zeg ik hardop als het gesprek is beëindigd. Waarom moest Vivian uitgerekend nu haar been breken? Moedeloos pak ik alvast wat van de her en der verspreide boodschappen op. De rest komt later wel. Langzaam loop ik naar boven.

    ‘Ik ben thui-uis,’ roep ik zodra ik de sleutel heb omgedraaid. Er volgt geen antwoord. Ik loop door naar de huiskamer en zie Eelco languit op de bank liggen, de dopjes van zijn iPod in zijn oren geplugd. Zijn lippen vormen het woord ‘hoi’ zonder dat hij de moeite neemt zijn muziek af te zetten.

    Ik loop naar hem toe en geef een harde ruk aan de draadjes die uit zijn oren hangen. ‘Ben je nog niet begonnen met koken?’

    ‘Hé, laat dat. Nee, ik dacht dat we het samen konden doen.’

    ‘Echt niet. Ik heb gewerkt en boodschappen gedaan. Jij hebt de hele dag nog niets uitgevoerd.’

    ‘Wel!’ Beledigd kijkt Eelco me aan. ‘Ik heb de kranten naar de papierbak gebracht en de bierflesjes opgeruimd.’ Hij wijst naar de tafel. Vanmorgen stonden hier minstens vijf lege pijpjes.

    Ik trek mijn wenkbrauwen op zo hoog ik kan. ‘En verder? Wat heb je nog meer gedaan?’

    Eelco slaat zijn ogen neer. ‘Dat weet je best. Ik heb zowat het hele internet afgezocht naar een geschikte vacature.’

    ‘En, gevonden?’ Ik hoor dat mijn stem smalend klinkt, maar ik kan het niet helpen. Ik begin zo langzamerhand genoeg te krijgen van Eelco’s pogingen een baan te vinden die precies aan zijn eisen voldoet. Een halfjaar zoeken heeft tot nog niet één sollicitatiebrief geleid.

    ‘Nee, natuurlijk niet,’ klinkt het gekrenkt.

    Ik voel mijn irritatie groeien. Ik haat het wanneer Eelco zich zo passief opstelt. Het liefst schudde ik hem flink door elkaar. Iets wat ik onmiddellijk zou doen als ik de illusie had dat het hem zou helpen over de drempel te stappen die zijn ego hem opwerpt. Ik haal diep adem voor ik beheerst zeg: ‘Misschien, Eelco, moet je je eisen bijstellen. We zitten midden in een economische crisis. Het is al een wonder als je een vacature vindt in je eigen vakgebied, laat staan een die helemaal aan jouw wensen voldoet. Dat is toch niet reëel?’

    ‘Ik vind dat ik een bepaalde waarde vertegenwoordig en ik heb geen zin om mezelf voor minder aan te bieden.’ Eelco’s mond is veranderd in een strak getrokken streep. Een soort scheidingslijn.

    ‘Je hebt geluk dat ik genoeg verdien zodat jij je pretenties hoog kunt houden,’ houd ik hem voor, ‘anders had je al lang een baan onder je niveau moeten accepteren.’ Ik klink als een schooljuf, maar soms geeft Eelco me het gevoel dat ik hem nog veel moet leren.

    Het telefoontje schiet me weer te binnen. ‘Weet je wie me net belde? Vivian! Ze heeft haar been op twee plaatsen gebroken en zit tot over haar knie in het gips.’

    ‘Dat is balen.’

    Ik knik. ‘Het is natuurlijk uitgesloten dat ze meegaat naar Egypte.’ Ik laat me naast Eelco neervallen op de bank en leg mijn hand op zijn knie. ‘Wil jij met me mee?’

    ‘Ik?’ Oprecht geschokt kijkt mijn vriendje me aan. ‘Je weet toch dat een vliegvakantie tegen mijn principes is? Al die luchtvervuiling, alleen maar om ergens in de warmte te kunnen zijn.’

    ‘In dit geval is de stoel al gereserveerd. Dat vliegtuig vliegt toch, dan kun je er net zo goed in zitten. Goed beschouwd is het pure verspilling om die stoel leeg te laten.’

    ‘Nee hoor, hoe lichter een toestel is, hoe minder brandstof het verbruikt.’

    Het is een redenatie die me met mijn ogen doet rollen, want Eelco weegt hooguit 75 kilo. ‘Alsof jouw gewicht het verschil maakt.’

    Eelco haalt zijn schouders op. ‘Alle beetjes helpen.’ Niet alleen zijn mond is een streep, zijn hele gezicht drukt onverzettelijkheid uit.

    ‘Dus je wilt niet met mij mee naar Luxor?’

    Vastbesloten schudt Eelco zijn hoofd.

    Zonder iets te zeggen sta ik op. Ik ga naar Vivian. Stoom afblazen.

    Op de trap ligt een pak melk. In het voorbijgaan geef ik er een harde schop tegen, waarna het tegen de muur openbarst en de melk zich over de treden verspreidt.

    Als ik tegen elven thuiskom, blijkt Eelco er niet te zijn. Op de kalender in de keuken zie ik dat hij een vergadering heeft van ProAnimal. Uit ervaring weet ik dat de bijeenkomsten van de actiegroep altijd nachtwerk worden. Het heeft geen zin om te wachten en ik ga alleen naar bed. De gedachte aan hoe ik Eelco toch kan overhalen mee te gaan, is mijn enige gezelschap.

    De nacht bezorgt me een briljante ingeving. Voor ik de volgende ochtend naar mijn werk vertrek, schrijf ik Eelco, die nog slaapt, een briefje.

    Lieve Eelco, ik zei het gisteravond misschien niet zo duidelijk, maar ik zou het heel fijn vinden als jij met mij mee wilt naar Luxor. Het lijkt me te gek om samen met jou over de Nijl uit te kijken. Ook kunnen we een bezoek brengen aan het ezeltjesproject van ProAnimal. Ik hoor vanavond graag of je meegaat.

    Liefs, Moon.

    In gedachten feliciteer ik mezelf met het geweldige idee de ezelopvang te bezoeken. Eelco is secretaris van de Nederlandse afdeling van ProAnimal, een stichting die zich wereldwijd inzet voor betere leefomstandigheden van dieren. Het project in Egypte is ongeveer een jaar geleden opgezet en ik weet bijna zeker dat het nog niet officieel is bezocht. Nu ik een nuttig doel aan de vakantie heb weten te koppelen, houdt Eelco zijn weigering mee te gaan vast niet langer vol. Ik giet een kop thee naar binnen, pik een appel mee van de fruitschaal en eet hem op terwijl ik naar kantoor loop. Het wandelingetje op de vroege ochtend is een echt genietmoment met de stad nog half in slaap.

    Voor het pand van advocatenkantoor Haersma en Van Woude sta ik even stil. Ik blijf het een wonder vinden dat ik hier mag werken en het vervult me nog altijd met trots. Alleen ik weet hoe ik heb moeten knokken om te kunnen studeren, iets dat van huis uit niet vanzelfsprekend was. Feitelijk hebben mijn ouders er alles aan gedaan om me ervan te weerhouden. Volgens hen was ik beter af met een baantje en een man. Ondanks hun tegenwerking schreef ik me in bij de universiteit, vroeg studiefinanciering aan en ging in mijn eentje in Amsterdam op kamerjacht. Ik had geluk en vond een betaalbare kamer bij een hospita. Op een zonnige ochtend in augustus verhuisde ik mijn spullen en kon mijn nieuwe leven, ver van de beklemming van thuis, beginnen. Overdag volgde ik colleges en ’s avonds werkte ik in een bar om mijn huur en uitgaven te kunnen betalen. Tijd om van het studentenleven te genieten hield ik niet over, maar de vrijheid van op mezelf wonen woog daar ruimschoots tegenop. Ik had mezelf ontworsteld aan het minimale verwachtingspatroon dat mijn ouders van mij hadden en was trots op wat ik bereikt had. Na vijf jaar hard studeren mocht ik mijn bul in ontvangst nemen en kon ik mezelf meester in de rechten noemen. Ik was cum laude afgestudeerd en het kostte me weinig moeite om bij advocatenkantoor Haersma en Van Woude binnen te komen. Ik werk er nu bijna drie jaar en ben nog iedere dag blij dat ik er ooit voor koos om niet naar mijn ouders te luisteren maar mijn hart te volgen.

    Bij het koffieapparaat vertel ik mijn collega’s over Vivians pech en mijn poging Eelco zover te krijgen dat hij meegaat.

    ‘Hij is gek als hij een vakantie naar Luxor laat schieten,’ zegt mijn collegaatje Katinka onomwonden.

    ‘Of hij houdt niet van je,’ meent een andere collega.

    Au! Direct staat de pleiter in mij op. ‘Dat doet hij wel! Eelco heeft nu eenmaal sterke principes.’ Ik pak het koffiebekertje op en draai me om. ‘Daar ben ik juist voor gevallen,’ voeg ik er over mijn schouder aan toe. De vraag of ik dat zeg om Eelco te verdedigen of dat ik daarmee verantwoording aan mezelf afleg, krijg ik niet beantwoord.

    In mijn elektronische agenda staat dat ik over een uur op de rechtbank word verwacht. Ik handel wat papierwerk af en vertrek een halfuur later. De zaak die zo meteen dient is aangespannen door een nertsenfokker. Hij klaagt een dierenactivist aan wegens inbraak in zijn bedrijf en het loslaten van nertsen uit hun kooien. De activist is lid van ProAnimal en heeft mij gevraagd de verdediging op me te nemen. Ik denk enkele sterke argumenten te hebben om vrijspraak te bepleiten en zie de zitting met vertrouwen tegemoet. Mijn cliënt wacht me op de stoep voor het gerechtsgebouw op en ik spreek onze strategie nog even kort met hem door voor we naar binnen gaan.

    Van over zijn bril, kijkt de rechter de zaal in. ‘Hieruit kan niet worden opgemaakt dat de verdachte zich ten tijde van het ten laste gelegde in de buurt van, laat staan op het terrein van, de nertsenfokkerij heeft bevonden... Evenmin is nader technisch bewijs voorhanden.’

    Tevreden wrijf ik in mijn handen. Langzaam maar zeker tuft het gerechtelijke treintje richting vrijspraak. Wel jammer dat het een boemeltje is dat nogal traag vordert, we zijn al een halfuur onderweg. Mijn gedachten dwalen af naar wat Eelco vanavond gaat antwoorden en ik luister nog maar met een half oor naar wat de rechter te zeggen heeft. Met een onopvallend gebaar bevrijd ik mijn horloge uit mijn mouw. Kwart voor elf alweer. Laat die man alsjeblieft opschieten, ik heb nog meer te doen op mijn laatste werkdag voor de vakantie.

    Een kwartier later naderen we dan toch het eindstation. De rechtbank verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem vrij. Zijn in beslag genomen eigendommen, een grijs breekijzer en een zwarte betonschaar, krijgt hij terug.

    Naast me klinkt gegrinnik. Met moeite onderdruk ik een opgewekte grijns. We zijn er bijna. Om klokslag elf uur wordt de zitting gesloten.

    ‘Geweldig bedankt, Monica! Je hebt het hem weer geflikt.’ Met een grote lach op zijn gezicht slaat Herman, de strijder voor dierenrechten, me op mijn schouder. ‘Ik moet ervandoor, maar je houdt er eentje van me te goed.’

    ‘Best hoor,’ knik ik. Ik heb wel meer te goed van Herman en zijn vrienden. Veel meer dan zij zich ooit zullen herinneren. Niet dat het mij iets uitmaakt. Ik verzamel mijn papieren en stop ze in mijn tas. Net als ik wil weglopen, komt er iemand naast me staan. Zonder op te kijken, weet ik al dat het de raadsman van de tegenpartij is.

    ‘Zo, dat heeft meester Barends weer mooi voor elkaar gekregen,’ klinkt het zuur.

    Ik knik en schenk hem een verheugde glimlach. ‘Zeker, meester Barends staat haar mannetje.’

    Charles de Regt snuift minachtend. Fronsend kijk ik hem aan. Dit is de tweede rechtszaak binnen een halfjaar waarbij De Regt met lege handen staat. Kan hij zo slecht tegen zijn verlies? ‘Het zit je nogal hoog, niet?’ informeer ik koel. Mijn frons verdiept zich. ‘Had jij soms liever de verdediging op je genomen?’

    De Regt snuift opnieuw. ‘Nee, natuurlijk niet,’ laat hij me gepikeerd weten. ‘Niemand anders dan jij wil die dwaze dierenactivisten verdedigen.’ Hij buigt naar me toe en fluistert: ‘Weet je dat je zelfs al een bijnaam hebt?’

    ‘Nee?’ Ik sla mijn hand voor mijn mond en doe alsof ik hevig verrast ben. ‘Vertel!’

    ‘Dierenadvocaat, zo word je genoemd.’ Hij laat het klinken alsof ik een advocaat van de duivel ben.

    Ik glimlach opnieuw, overdreven verheugd. ‘Wat een eretitel! Ik denk dat ik hem voortaan als onderschrift gebruik.’ Ik klop De Regt op zijn schouder. ‘Laat de dieren nou maar aan mij over, dan zijn de beesten voor jou.’

    Ik grabbel naar mijn tas en haast me naar de uitgang.

    Tot mijn verbazing komt De Regt me achterna. Bij de deur haalt hij me in. ‘Als ik jou was, zou ik wat minder bijdehand doen.’ Zijn stem klinkt boos en hij kijkt me aan op een manier die ik niet goed kan duiden. ‘Wanneer de wolf zijn schaapskleren uittrekt, kun je me nog weleens nodig hebben. Gegroet, meester Barends.’ Hij geeft me een knikje en keert dan terug naar de rechtszaal. Ik kijk hem met gefronste wenkbrauwen na. Wat insinueert De Regt met zijn opmerking? Ik weet het niet, maar het zit me niet lekker. Met een klap laat ik de zware deur van de rechtbank achter me dichtvallen.

    2.

    De rest van de dag heb ik het razend druk met het afhandelen van zaken en de tijd vliegt voorbij. Ik kijk dan ook verbaasd op als Katinka haar hoofd om de deur steekt. ‘Kom je? Het

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1