Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Sand Bag
Sand Bag
Sand Bag
Ebook321 pages4 hours

Sand Bag

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Tank stond bekend als de worstelaar die nooit verloor. Hij liet zich echter ook niet omkopen en dat beëindigde zijn carrière. De voormalige worstelaar overleeft als gigolo, als hij maar liefst twee troebele voorstellen tegelijk krijgt die een comeback mogelijk zullen maken. Is hij dit keer wél bereid om het pad van de misdaad op te gaan? En hoelang duurt het voordat hij op dat pad de weg kwijtraakt? Meerdere vuile plannetjes raken met elkaar verweven en de misverstanden stapelen zich op. Een even hilarische als spannende misdaadroman, een Vlaamse variant op Tarantino. Tiende en laatste boek van een reeks die zich afspeelt in Los Angeles. Los Angeles is een serie van spannende titels die zich afspelen in, waar anders, de City of Angels. Humor wordt op een kunstige manier gecombineerd met misdaad, geweld, affaires en moord. De boeken in de serie verrassen elke keer weer met verschillende eigenaardige hoofdpersonen, en de vindingrijke karakters maken van het geheel een bruisende en bloedstollende belevenis.
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateSep 30, 2021
ISBN9788726953459
Sand Bag

Read more from Bavo Dhooge

Related to Sand Bag

Titles in the series (9)

View More

Related ebooks

Related categories

Reviews for Sand Bag

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Sand Bag - Bavo Dhooge

    Sand Bag

    Original title: Sand Bag

    Original language: Dutch

    Copyright © 2016, 2021 Bavo Dhooge and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726953459

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga Egmont  a part of Egmont, www.egmont.com

    ‘The art of living is more like wrestling than dancing.’

    Marcus Aurelius

    Sand bag (Amerikaans):

    1. catcher/worstelaar die niet

    wil meewerken aan een throw

    2. rotstreek

    1

    Tank zag dat het fake was. Maar het was catch, man. En dus was het ook allemaal waarachtig fake. Hij zat op het balkon van de Los Angeles Sports Arena en keek naar de ring. Daar zag hij ze staan, zijn voormalige tegenstanders, elk aan een kant, klaar om elkaar tot moes te meppen. Tank kende ze al van toen hij nog als catcher aan de – eh – slag was en als The Twister Hurricane door het leven en het land ging. Dat waren zijn eerste stapjes in catchland. In het B-team. Toen de naam nog belangrijk was. Daarna was de hemel opgeklaard, had hij de orkanen en de twisters laten vallen, en was hij overgeschakeld op de Tank. De Tank, met de. Niet zomaar een tank, maar De Tank. Dat was hij ook. Maar toen kon het nog korter en dus werd het Tank.

    Er was er maar één.

    Tank was een tank. Hij was van staal. Er waren nog een pak andere namen gepasseerd. De Bulldozer. Het Tuig. Maar Tank was kort en krachtig. Het was als Tank dat Tank het ooit had opgenomen tegen een van die twee in de ring. Een vent die zich Het Slot noemde. Je kon er niet doorheen. Je kon Het Slot niet slopen. Maar dat was de naam. Dat was buiten Tank gerekend. Tank had hem drie keer aangepakt. Tank was er dwars doorheen gewalst. En had hem op de vlakte gekregen. In gruzelementen.

    Nu zat Tank aan de kant. Hij had geen cape aan. Hij droeg een spijkerbroek en een stel sneakers. En een T-shirt met Otis Redding op. Otis die zijn muil opendeed om te schreeuwen, zoals Tank ook vaak had gedaan. Een masker had hij nooit gedragen, niet zoals The Bullet of Mr. Wrestlin ii, die zoals zovele catchers in de jaren tachtig in de ene arena een masker droegen en in de andere niet, om alsmaar een nieuwe start te kunnen maken.

    En o ja, er was nog iets aan Tank, maar dat was niet veranderd. Tank was zwart. Daar kon je niet zomaar mee kappen. Shit, een zwarte catcher. Al waren er wel meer geweest en zouden er ook wel na hem nog komen.

    Tank stak zijn hand als een kraan in de zak en at de laatste stukjes popcorn op. Dit was zoveel beter dan in de drive-in naar een film staren. Hij kon zijn ogen niet van de twee houden. Tank zag niet alleen de twee catchers staan, maar ook zichzelf. Man, wat had hij die gein gemist!

    Onder het applaus opkomen, het publiek dat zijn naam scandeerde. ‘TANK! TANK! TANK!’ De cape die van zijn schouders werd genomen, zoals bij James Brown. En dan de match. Het catchen. Het A-team. Tank dacht eraan terug. Hij zag weer de schijnbewegingen, de kreten, de passen. Hij zag het allemaal. Een gewelddadig georkestreerd ballet, dat was het. Het was zoals die schrijver ooit had beweerd over het boksen. Het had niets te maken met sport, het was het leven, en het was niet veel anders dan de jacht of de oorlog.

    Hij zag die ene vent, Het Slot, een aanloop nemen en een volle borst opzetten. Als een stormram kwam hij op de andere af, alsof hij hem een high five zou geven. Op weg om hem een bump te geven. Tank zag wat er door hem heen ging, de adrenaline. Hij keek naar de benen en zag dat het menens was, maar ook dat Het Slot, net voor hij de andere raakte, een beetje afremde. Dat was catch. Het was show. Het was echt, maar ook niet echt.

    ‘Wow!’ hoorde hij een jongetje naast hem zeggen.

    ‘Dat kwam hard aan, hè?’ zei de vader.

    ‘Wat een crash!’ zei de jongen.

    ‘Wat je zegt. Kop tegen kop. Heb je dat gezien? Kijk wat hij nu doet. Een flair flip.’

    ‘Wat is een cursief?’

    ‘Dat is als je je tegenstander ondersteboven omhooggooit en aan de andere kant eindigt met zijn voeten op de rand van de touwen.’

    ‘Heeft die vent dan geen pijn?’ vroeg de jongen.

    ‘Ik denk het wel,’ zei de vader. ‘Maar daar zijn ze op voorzien.’

    ‘Wow, moet je hem zien! Hij staat weer op, pa! Zie je het?’

    ‘Ik zie het.’

    ‘Hij staat er alweer. Wat een kracht. Wat een hulk!’

    ‘Wel…’

    ‘Die gasten zijn niet normaal, Wordt er hè of hé gebruikt? Zou ik moeten weten voor in de toekomst., pa?’

    Tank keek even weg van de ring waar Het Slot nu een koekje van eigen deeg kreeg. De catcher had zich nog maar omgedraaid en zijn handen opgestoken naar het publiek, of daar kwam zijn tegenstander al aan. Paf! Een vuist in de rug. Het Slot stortte met een smak in en toen hij zich op zijn rug had omgedraaid, kreeg hij nog net de kans om de andere catcher op hem te zien vallen. Tank zag het gebeuren. Hij had het zelf ook honderd keer gedaan in zijn carrière. Een aanloopje, een sprongetje en dan, hopla, met de ellebogen en de benen gespreid op de andere neerkomen. Het zag er vet uit en dat was het ook. Maar het was een fluff, niets meer dan dat. Een klap die eigenlijk niets om het lijf heeft.

    ‘Wow, die zal wel een hersenschudding hebben, hè, pa?’

    ‘Ik denk dat die wel tegen een stootje kan, jongen.’

    ‘Daarom noemen ze hem ook Het Slot, hè?’

    ‘Een slot dat niet kan gesloopt worden. Kijk maar, hij staat alweer op. Hij ziet wel nog een beetje dubbel. Zie je hem zijn hoofd schudden?’

    ‘Maar waarom komt de andere niet op hem af ?’

    ‘Daar vraag je zoiets. Hij geeft hem nog een kans.’

    ‘Waarom maakt hij het niet gewoon af ?’

    Wel, anders was de show nu al afgelopen, dacht Tank. Anders was het een echte dud. Een niemendal van een partij. Hij keek weer naar de ring en zag zichzelf staan. Man, wat had hij er niet voor over om weer in dat belachelijk pakje te kruipen, als hij maar zijn ding kon doen. Zijn werk. Zijn leven.

    Tank die zo precies kon zijn, dat hij een vent net niet zijn nek kon breken. De intuïtie, het improviseren. Net jazz. Oké, het was allemaal in grote lijnen uitgetekend door de bookers, maar de kunst was om buiten vervangen door de lijntjes te kleuren.

    Tank zag Het Slot als tegenoffensief in de hoek in de touwen kruipen. Hij ging op zijn vervangen door hurken zitten, alsof hij een drol zou leggen. De scheids had zijn rug naar hem gekeerd en was blind.

    Maar Tank zag dat hij zich klaarmaakte voor de sprong.

    ‘Wat gaat hij nu doen, pa?’ vroeg de jongen.

    ‘Geen idee,’ zei de vader. ‘Maar het ziet er niet goed uit.’

    ‘Hij wacht tot de ander op hem afkomt, hè?’

    ‘Hij wacht op de prooi. Als een roofdier.’

    ‘Ik denk het, en dan zal hij op hem springen en zijn nek breken.’

    Tank bleef kijken, maar hij zag ook dat de vader een arm over de schouder van zijn zoon had geslagen.

    ‘Pa, zeg me als het achter de rug is. Ik durf niet te kijken.’

    Tank hoorde de vader zeggen: ‘Luister, jongen.’

    ‘Heeft hij al gesprongen?’

    ‘Dit alles…’

    ‘Heeft hij al gesprongen, pa?’

    ‘Relax. Dit alles… is niet echt, jongen.’

    ‘Wat?’

    ‘Dit. Het catch. De match.’

    ‘Maar het is toch aan het gebeuren? Wij zitten hier toch?’

    ‘Ik bedoel dat die mannen daar in de ring elkaar geen echte klappen geven. Dat weet je toch?’

    ‘Wat?’

    Tank knipperde met de ogen. Shit. Wat zat die randdebiel daar allemaal te bazelen? Geen echte klappen? Hij zou die betweter wel eens het verschil leren tussen een echte en een valse klap als hij nog meer van die onzin rondbazuinde.

    ‘Ik dacht dat je het al in de mot had,’ zei de vader. ‘Ze doen maar alsof, Bobby. Ze raken elkaar niet echt. De klappen, de slagen, de sprongen, het is allemaal niet echt. Ingestudeerd. Als een dans. De ene geeft de andere soms zelfs een teken. Een call noemen ze dat dan onder elkaar.’

    ‘Echt?’

    ‘Echt. Ik bedoel, ja, niet echt.’

    ‘Maar waarom?’

    Ja, dacht Tank, daar had je er nog zo eentje.

    ‘Ze doen het zo goed zodat jij en ik geloven dat het wel echt is.’

    ‘Zoals toneel?’ vroeg de jongen.

    Tank zag dat het joch nog steeds de handen voor de ogen hield.

    ‘Het is een beetje zoals in de film, Bobby. Ze spelen het maar.’

    ‘Een beetje zoals die superhelden?’

    ‘Zo zou je het kunnen zien, ja. Begrijp je?’

    Het joch begreep het. Maar voor alle zekerheid hield hij toch nog de handen voor zijn gezicht. Wachtte tot Het Slot als een panter in de ander zijn nek was gesprongen.

    ‘Ik dacht dat je dit al wist,’ zei de vader. ‘Maar laat dat de pret niet bederven, hè? Het is niet omdat het niet echt is, dat je er niet van kan genieten.’

    Tank keek nu niet meer naar de ring. Het Slot had zijn tegenstander kleingekregen en zat nu met zijn hoofd in de andere zijn kruis te frutten. Het publiek ging uit zijn dak, net als de commentator die zei: ‘Het ziet ernaar uit dat Het Slot steviger op zijn grondvesten staat dan ooit tevoren. Nee, Het Slot staat niet op instorten, jongens. Hier kooooomt de sloopbal! De doubleclutch!

    Tank keek naast zich, naar de jongen die zijn handen had laten zakken. Hij zag het aan het joch: de ontgoocheling. Tank schudde het hoofd. Hij las het in zijn ogen: alsof ze hem net hadden verteld dat de Kerstman niet bestond.

    ‘Waarom zitten we hier dan? Als het toch allemaal niet echt is.’

    Tank wilde net weer naar de ring kijken, toen de vader zei: ‘Je moet het zo zien, Bobby, het zijn acteurs. Stuntmannen.’

    Tank zei: ‘Het zijn geen acteurs, man. Het zijn topsporters.’

    Het bleef even stil. Er was heel wat heisa in de arena. Maar de jongen en de vader hadden hem gehoord.

    ‘Wat tracht je die jongen wijs te maken? Wat je daar ziet beneden is godverdomme even echt als kanker.’

    ‘O ja?’ vroeg de vader. ‘Jij bent een echte fan van kayfabe, hè? Een echte Mark?’

    Ja, Tank kende kayfabe. Het stond voor de illusie dat catch toch authentiek was.

    ‘Je kan altijd eens in de ring gaan om te kijken of het wel echt is.’

    ‘Je moet niet naar die meneer luisteren, Bobby.’

    ‘Luister naar deze meneer, Bobby,’ zei Tank. ‘Ze zijn wél echt. Ze zijn misschien niet voor honderd procent echt, want anders zouden het moordenaars zijn. Jeetje, elkaar zowat in de rug springen en een nekslag geven. Als het echt echt was, dan zat de helft van die gasten na een match in een rolstoel. Maar je mag nooit geloven, Bobby, nooit, dat het maar acteurs zijn. Het is sport en het is topsport. Die gasten belazeren de boel helemaal niet.’

    ‘O ja?’ zei de vader nu weer. ‘Waarom hou jij je hier niet buiten, man? Wie mag jij wel wezen? De patroonheilige van de catchers?’

    Tank had zin om op te staan en hem te laten zien wie hij was. Hij voelde de adrenaline weer door zijn lijf stromen. Als een storm. Maar er was een joch bij en dus wilde hij de orkaan niet loslaten.

    ‘Ik heb daar ook gestaan, makker,’ zei Tank.

    ‘Wat? Daar? In de ring?’

    ‘Ja, ik.’

    ‘Jij?’

    ‘Wat ik?’

    ‘Maar jij bent…’

    ‘Zeg het maar. Zwart, hè?’

    ‘Een zwarte catcher?’

    ‘Ik was heus niet de enige,’ zei Tank. ‘The Godfather. Flash Funk. The Snowman. Nog nooit van gehoord? Ze hebben er alle maal gestaan. Het waren er in totaal zeker meer dan honderd. Maar ik heb er dus ook gestaan en ik weet meer dan wie ook dat het echt is. En dat je er echte ballen voor moet hebben. Dat zijn geen paspoppen die urenlang bij de grime make-up op hun smoel laten smeren. De blauwe plekken, het bloed, de blades, de kneuzingen, de gebroken ribben, dat is allemaal echt, nitwit.’

    ‘Nou,’ begon de vader, ‘het is niet omdat je daar ooit in zo’n pakje hebt gestaan, dat je grove woorden moet gaan gebruiken, mister. Dat is zeker de reden waarom je hier zit en niet daar, hè?’

    ‘Wat wil je daarmee zeggen?’ vroeg Tank.

    ‘Als jij daar ooit hebt gestaan, dan mag je me eens zeggen wie je was. Wat was je naam?’

    ‘Tank,’ zei Tank.

    ‘Tank? Zoals in…’

    ‘Tank.’

    ‘Wat voor tank? Een benzinetank? Een legertank?’

    ‘Dat mag je zelf invullen,’ zei Tank.

    ‘Tss, wat een naam.’

    ‘Daarom heb ik hem ook gekozen.’

    ‘Wat was je gimmick dan? Wat was je ding?’

    ‘Wat is een gimmick?’ vroeg het jochie.

    ‘Een gimmick is iets wat de catcher speciaal maakt, Bobby,’

    zei de vader.

    ‘Een gimmick?’ vroeg Tank. ‘Ik had geen gimmick.’

    ‘Zie je wel?’ lachte de vader.

    ‘Ik had er geen,’ zei Tank. ‘Dát was mijn gimmick.’

    ‘Wel, het zegt me niets, meneer Tank,’ zei de vader. ‘Nog nooit van gehoord. Jij zat zeker in een of ander Bteam, hè?’

    Tank zat de man wat aan te staren.

    ‘Het A-team,’ zei hij. ‘En ik was een face. Een babyface.

    ‘Wat is een babyface? ’ vroeg het joch.

    ‘Een babyface staat voor een goede catcher,’ zei Tank.

    ‘Waarom zit je dan hier en niet daar? Liep de tank leeg, babyface?’

    Haha, dacht Tank. Wat een grap. Hier hadden we dus een kenner.

    ‘Het is echt, knul,’ zei Tank tegen de jongen. ‘Laat je niets anders wijsmaken.’

    Hij zag hoe de jongen hem zat aan te staren.

    ‘Bent u echt een catcher geweest, meneer?’

    ‘Stop daarmee, Bobby,’ zei de vader. ‘Dat zegt hij alleen maar. Het is zoals de rest. Dat is niet echt zo. Hij was misschien hooguit een enforcer, een kerel die met een echte catcher meegaat als bodyguard.’

    Tank knipoogde naar de jongen. Hij wilde er niet meer op reageren en wist dat de vent maar al te graag met catchtermen gooide om zijn jochie te charmeren.

    ‘Een van de besten, knul,’ zei hij. ‘Ik heb ooit zelfs eens tegen Hulk gestaan. Wat zeg je me daarvan?’

    ‘Wow, dat moet wat geweest zijn!’

    ‘Zoals Obama. In het hol van de leeuw. Weet je hoe Hulk aan zijn naam kwam, knul?’

    ‘Nee.’

    ‘Hulk heette eerst Terry en nog wat, maar toen hij voor de eerste keer op televisie kwam, zat hij naast Lou Ferrigno. Die ken je wel niet meer, maar dat was de man die de echte Hulk speelde in die serie in de jaren zeventig. Nou, toen Terry naast Lou plaatsnam, bleek hij een stuk groter en van toen af begonnen de boys hem Hulk te noemen, omdat hij groter was dan de echte Hulk.’

    ‘Mag ik een handtekening?’ vroeg de jongen.

    Nu keek Tank op van de jongen naar de vader.

    ‘Tuurlijk. Heb je een balpen?’

    De jongen stootte zijn vader aan, die een balpen uit zijn bin nenzak haalde, zonder Tank uit het oog te verliezen. Traag gaf hij de balpen aan zijn zoon die hem aan Tank gaf.

    Tank wachtte op een papiertje, maar toen zei de jongen: ‘Ik heb geen papier, zet de handtekening maar op mijn arm.’

    ‘Oké, als een tattoo,’ grapte Tank.

    Hij wachtte tot de jongen zijn mouw had opgerold en zette zachtjes een krul op zijn arm.

    ‘Ha, dat kietelt,’ zei het joch.

    ‘Graag gedaan, Bobby,’ zei Tank.

    Hij had zijn naam op de arm gezet, naast de loop van een tank die de vorm van de handtekening uitmaakte. Tank zag dat de vader ook zijn arm uitstak om zijn balpen terug te krijgen. Tank keek hem aan en glimlachte.

    ‘Wat? Wil jij ook zo graag een handtekening?’

    En nog voor de man iets kon zeggen, nam Tank de arm van de vader en trok hem naar zich toe.

    ‘Oké dan. Waarom niet? Ik maak graag tijd voor fans.’

    Hij stak de balpen tussen zijn tanden en wreef een beetje over de arm van de man, alsof hij op het punt stond er een naald in te steken en hem een shot te geven. Of een blade, zoals een catcher met een scherp voorwerp een snee in de ander zijn voorhoofd zet.

    ‘Hier…’

    Tank zette de punt van de balpen in de arm van de man en duwde lekker hard door. Hij schreef zijn naam en tekende er een tank bij, zodat de jongen opkeek naar zijn vader en zei: ‘Wauw, jij hebt er zelfs een hele tekening bijgekregen, paps!’

    Paps kon niet veel meer uitbrengen. Al het bloed was uit zijn gezicht en zijn arm weggetrokken. Tank deed er lekker lang over om de handtekening af te maken. Toen hij klaar was, bekeek hij het resultaat. Hij stak de balpen weer tussen zijn tanden en gaf een klopje op de arm, om het bloed er weer een beetje zijn gang te laten gaan. Daarna trok hij de mouw weer naar beneden en gaf de balpen terug.

    ‘Kijk, zo kan je altijd aan mij denken.’

    Tank keek naar het resultaat.

    ‘Als je je spieren opspant, wordt de tank zelfs groter.’

    Paps spande de spieren helemaal niet op. Het leek alsof paps zich helemaal niet meer kon bewegen.

    ‘Of ook niet,’ zei Tank.

    Hij knipoogde weer naar de jongen en zei: ‘En nu die arm een hele week niet meer wassen, hè? Dat is een ware Tank die daar op je arm geparkeerd staat.’

    Tank keek weer voor zich uit en zag op dat moment dat Het Slot op het punt stond om het voor gezien te houden. Hij had de andere in een wurggreep en hield hem tegen de vlakte. De blow up was in aantocht. De tegenstander lag met zijn vlakke hand op de vloer te meppen, alsof hij vliegen aan het doodslaan was.

    ‘Kijk, hij geeft zich over,’ zei Tank.

    Hij wist dat de vader nog steeds naar hem keek. Tank glimlachte.

    ‘Zie je het, Bobby?’

    ‘Hij geeft zich over,’ zei Bobby.

    ‘Zo gaat dat,’ zei Tank. ‘Er kan maar één winnaar zijn. Wat nu volgt, is de tap out, afkloppen op de mat.’

    Toen de eerste draw of partij van de A-show afgelopen was, bleef Tank zitten. De vader zat wat over zijn arm te wrijven. Er kwamen een paar schrappen mensen voorbij en een van hen bleef staan voor Tank. Tank zag nu niets meer. Hij keek op en herkende de vent die hem het zicht belemmerde.

    ‘Tank?’

    ‘Ja?’

    ‘De baas wil je zien,’ zei de vent.

    ‘De baas? Wat wil hij? Ook een handtekening?’

    ‘Hij wil meer dan dat.’

    Tank stond op. Hij zag een lege ring. Het was nu wachten op de volgende, de tweede van de in totaal drie draws. Het publiek ging om popcorn, een biertje of een hotdog. De jongen die Bobby heette, toonde trots zijn handtekening en vroeg zijn vader om de tank nog eens te laten zien, maar die bleef maar over zijn arm wrijven en vroeg of Bobby geen popcorn wilde halen. Of kleine Bobby niet moest gaan plassen. Het zag ernaar uit dat Bobby’s paps wel naar het toilet moest.

    Tank zei: ‘Mieters.’

    ‘Volg me maar,’ zei de vent.

    ‘Waarover gaat dit?’ vroeg Tank.

    ‘Hij heeft een baantje voor je.’

    ‘Fantastisch,’ zei Tank.

    Hij keek weer naar de ring. Leeggemaakt.

    ‘Mag ik weer in de ring? Back met de boys?’

    ‘Nee, niet in de ring,’ zei de vent zonder omkijken.

    Tank volgde hem en zag de spots nog steeds schitteren.

    Ooit, dacht hij.

    2

    Toen Tank het kantoor van de baas binnenkwam, zat Rocky zoals gewoonlijk in zijn rolstoel. Rocky, die niet echt Rocky heette, was ook niet echt verlamd of kreupel. Rocky zat in de rolstoel omdat het van moeten was. Ze noemden hem Rocky, maar Rocky had nooit geweten of ze hem zagen als een kleine versie van The Rock of als een farce van de Rocky van Sly Stallone. Rocky wist enkel dat hij niet langer op eigen benen kon staan door zijn overgewicht. Hij probeerde er iets aan te doen door elke ochtend op te staan en van het bed naar het bureau te stappen, maar zelfs dat was er te veel aan. Misschien dat ze hem daarom Rocky noemden, naar de Rocky die net wél elke ochtend honderd push-ups kon doen. Rocky had twee jaar ge leden een maagring laten plaatsen. De ring worstelde dagelijks met de maag en probeerde het orgaan in bedwang te houden, maar de maag won en Rocky bleef vet. Bovenal bleef Rocky een bull, een worstelpromotor.

    Hij zag Tank binnenkomen en zag dat de catcher nog geen spat was veranderd. Tank die erbij liep als de eerste de beste buitenwipper, met die kolerekolos van een kop, zwart als roet en met een gemillimeterde buzz cut.

    Een kleerkast, dat was hij. Maar een tank, dat niet meer. Tanks waren ook niet echt meer hip. Het waren dinosaurussen geworden.

    Rocky wachtte tot Tank was gaan zitten en zijn lijfwacht naar buiten was gegaan, en zei: ‘Hoe gaat het met die hand van je?’

    ‘Best,’ zei Tank.

    ‘Kan je jezelf alweer een beetje aftrekken?’

    ‘Niet nodig,’ zei Tank zonder een krimp te geven. ‘Ik laat het doen.’

    ‘Lekker,’ zei Rocky.

    ‘Ik heb daarnet nog een paar handtekeningen moeten zetten.’

    ‘Werkelijk?’

    ‘Je hebt geen idee,’ zei Tank. ‘Ze kennen me nog. Je zou den ken dat het al een tijd geleden is. Ik ben nog maar in de arena, of ze bestormen me al, alsof ik weer in de ring sta.’

    ‘Werkelijk?’ zei Rocky weer.

    ‘Fans, hè?’

    Rocky staarde naar de hand van Tank. Het verband was weg, maar die hand, die kon hij nu nog niet weer gebruiken. Dat kon je hem niet wijsmaken. Rocky had ervoor gezorgd dat die hand op drie plaatsen was gebroken. Tank was een machine, maar zelfs een machine had af en toe een herstelling nodig.

    ‘Met welke hand heb je die handtekeningen gezet?’

    ‘Met mijn tanden,’ zei Tank zonder te lachen.

    Hij toonde zijn tanden.

    ‘Je weet best met welke hand,’ zei hij. ‘Niet met de hand die jij hebt laten breken.’

    ‘Ik weet het maar al te goed, ik hoor het je graag eens herhalen.’

    Rocky zakte onderuit in de rolstoel. Hij had het voor elkaar met dat ding. Nog even en hij zou zo’n stemcomputer bestellen, zodat hij niet langer zijn mond hoefde open te doen. Zoals die verlamde Stephen Hij bedoelt Hawking. Is dit bewust zo?

    Nu zat hij Tank aan te staren, keek weer even naar de hand, en zei toen: ‘Weet je waarom ik je heb laten komen?’

    ‘Ik neem aan dat het niets te maken heeft met mijn abonnement.’

    ‘Verrek dat abonnement. Het gaat om dat andere abonnement. Dat abonnement dat jij me nog verschuldigd bent. De duiten.’

    ‘Dat dacht ik al,’ zei Tank. ‘Maar ik heb slecht nieuws, Rock.

    Ik heb ze nog niet. Weet je waarom? Ik dacht dat ik aan de slag kon gaan met dat baantje zodat ik je kon terugbetalen, maar toen kwam er opeens een of andere lamstraal langs die mijn hand brak, en dus kwam het er niet meer van.’

    ‘Relax,’ zei Rocky. ‘Ik denk dat

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1