Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Strafschop
Strafschop
Strafschop
Ebook309 pages4 hours

Strafschop

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Een privédetective in de voetbalwereld. Josip Mandic, het nieuwe Kroatische voetbalwonder van AA Gent, wordt bedreigd. Dit beïnvloedt zijn prestaties op het veld, dus er moet iets gebeuren. Pat Somers wordt erbij geroepen, maar om de waarheid te vinden, zal hij zijn ogen moeten sluiten voor allerlei onfrisse zaken. De voetbalwereld, dat is immers ook omkoopschandalen, politiek gekonkel en gerommel met verblijfsvergunningen. Er vallen zelfs doden. Bavo Dhooge beweegt zich als een evenwichtskunstenaar over het strakke touw tussen humor en spanning. Sinds zijn debuut in \"SMAK\" (bekroond met de Schaduwprijs 2003) is de Gentse privédetective en antiheld Pat Somers uitgegroeid tot een vaste waarde én een buitenbeentje in het Vlaamse thrillerlandschap. De wisecrackende loner is de held in een reeks romans en korte verhalen, met een unieke combinatie van flitsende dialogen, cynische humor en doortimmerde scenario's.
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateOct 12, 2021
ISBN9788726953213

Read more from Bavo Dhooge

Related to Strafschop

Titles in the series (6)

View More

Related ebooks

Related categories

Reviews for Strafschop

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Strafschop - Bavo Dhooge

    Strafschop

    Copyright © 2003, 2021 Bavo Dhooge and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726953213

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga Egmont - a part of Egmont, www.egmont.com

    1

    De eerste keer dat ik Josip Mandic zag, was hij bezig met een nummertje voetbalacrobatiek. Hij demonstreerde zijn kunsten en deed zowat alles wat met een bal mogelijk is, behalve misschien hem opensnijden en er een wit konijn uit toveren. Hij was lenig en kon zijn knieën zo hoog optillen dat ik eronderdoor kon lopen. Het woord voetbal was voor Mandic een understatement. Hij kopbalde, schouderbalde, kniebalde, teenbalde zelfs en danste op een denkbeeldig Kroatisch ritme. Hij was een reus van een meter achtennegentig die evenmin thuishoorde op een besneeuwd voetbalveld als een olijf op een Dame Blanche.

    Ik stond aan de kant over de reling van het oefenveld gebogen en hield hem in de gaten. De winterstop zat erop, al spraken de witte vlakte en de nevelige mist dat tegen. Mandic stond in zijn eentje zijn offerdans te doen, gekleurd in een paar feloranje handschoenen en zwarte nylon beenwarmers. Hij was echt een schrikwekkend figuur.

    ‘Ik vraag me af wie het eerst moe wordt’, zei een schorre stem ineens naast me. ‘Hij of de bal.’

    Ik kreeg gratis voetbalcommentaar van een twintiger in een groene parka. Die parka, een paar leren handschoenen en beige bergschoenen flatteerden hem, maar een belachelijke wollen pet met oorkleppen verpestten het geheel onmiddellijk weer. Hij kwam naast me leunen en stak een krant in zijn zak, opvallend genoeg om te laten merken dat hij die niet zomaar bij zich had.

    ‘Die jongen is een magneet voor alles wat met leer te maken heeft’, ging hij verder.

    ‘Ja, de opvolger van Josip Weber in onze achtertuin. Waar heeft AA Gent dat aan te danken?’

    ‘Aan een voorzitter die eindelijk verstand heeft van voetbal, zo lijkt het. Laten we hopen dat onze trekpleister niet meteen weer zonniger oorden gaat opzoeken.’

    ‘Al veel aanbiedingen gekregen?’

    ‘Zo’n klassespeler speelt zich graag in de kijker. Sinds kort moet bij elke wedstrijd een aparte loge gereserveerd worden voor de talentscouts. Barcelona, Manchester, zelfs Juventus trotseert dit onweer om hem aan het werk te zien.’

    We keken even in stilte en zagen Mandic aan het werk. Al zou hij het zelf waarschijnlijk geen werk noemen.

    ‘Bernard Top’, zei de man die met de wollen pet solliciteerde als Russisch jager.

    ‘Wie is dat?’ vroeg ik. ‘Een van de topmensen die achter hem aanzitten?’

    ‘Nee, dat ben ik’, en hij stak zijn wollen hand uit. Ik verwarmde mijn hand en stelde mezelf voor.

    ‘U lijkt wel een fan’, vroeg ik hem met een knikje naar de Kroatische god die de bal even amputeerde van zijn lichaam en in zijn eentje een paar sprintjes trok. Mandic verdween, maar kwam telkens terug uit een mistgordijn om twintig meter verder weer te verdwijnen.

    ‘Dat moet je een beetje zijn als je in mijn vak zit, meneer Somers. Ik schrijf voor de sport in Het Volk.’

    Er begon me een en ander te dagen. Een man met zo’n uitstraling was inderdaad ofwel een scoutsleider die niet wilde opgroeien ofwel een doorgewinterd journalist. En ik zag geen scoutsdas, dus geloofde ik hem onmiddellijk op zijn woord. It takes one to know one. Ik was zelf ooit iemand uit die categorie, al kan ik me niet herinneren dat ik zo’n uitstraling had.

    ‘Zo’n man van vijftig miljoen levert zeker veel interessante artikels op’, zei ik.

    Mijn commentator haalde een doosje pepermunt uit zijn zak en probeerde het met zijn wollen handschoenen open te krijgen. Hij kon nog beter proberen een stropdas door een vishaak te halen. Uiteindelijk slaagde hij er toch in een pepermuntje tussen de kiezen te stoppen. Kwestie van bij dit weer toch een frisse adem te hebben.

    ‘Hij doet inderdaad van zich spreken. Aan het begin van het seizoen scoorde hij minstens één keer per wedstrijd. Hij staat nu nog altijd bovenaan op de topschutterslijst. Twintig doelpunten voor de winterstop.’

    Hij stopte even om dat te laten bezinken. Ik kende net genoeg van voetbal om onder de indruk te zijn. Ik pikte geregeld een wedstrijdje mee en keek graag naar uitgelaten volwassen mannen die elkaar in de armen vlogen, op elkaar gingen zitten en zelfs als geliefden samen op hun knieën zakten. Ik begreep dus dat twintig doelpunten voor de winterstop overeenkwam met bijvoorbeeld John Coltranes jamsessies van acht uur: indrukwekkend.

    ‘Maar sinds een tijdje gaat het bergafwaarts. Als hij nu nog in het nieuws komt, is dat eerder door zijn gedrag.’

    Voor ons besloot Mandic zijn trainingsuurtje met wat stretchoefeningen. Uit zijn gedrag leek niet veel venijn te spreken. Het was het gedrag van een Spartaan die zich voorbereidt op de marathon van de Olympische Spelen.

    ‘In tegenstelling tot al die roddels over voetballers die barsten van talent, maar zo lui zijn als een aardvarken, heeft deze hier wel gezweet.’

    ‘Ja natuurlijk’, zei Top. Hij haalde zijn krant uit zijn zak en hield hem losjes in zijn hand. ‘Je moet mijn laatste artikel maar eens lezen als je tijd hebt. Ik bedoelde zijn gedrag tegenover de rest van de ploeg.’

    Ik keek voor me uit en zag meteen wat Top bedoelde met ‘gedrag’. Mandic gedroeg zich vrij onafhankelijk van die ploeg. Dat was niet moeilijk aangezien er gewoon geen ploeg in de buurt was.

    ‘Nu je het zegt’, gaf ik schoorvoetend toe. ‘Ik dacht al dat er een paar elementen ontbraken. Zoals een keeper, een doel, een team.’

    ‘U bent dus geen scout?’ vroeg Top ietwat ontgoocheld.

    ‘Wat heeft me verraden: het gebrek aan een gebreide sjaal of mijn mooie gebit?’

    Top lachte, maar was meer op zijn hoede. Het drong opeens tot hem door dat hij al die tijd kostbare informatie aan de neus van een onbekende sportbarbaar had gehangen.

    ‘U bent zelfs geen sportkenner, nietwaar meneer Somers?’

    Ik ging rechtop staan en begon als bewijs mijn linkerbeen wat te stretchen door mijn hiel tegen mijn zitvlak te tillen. Daarna duwde ik met alle macht tegen de reling, terwijl ik mijn andere hiel op de grond hield. Het was iets wat ik alleen maar op televisie had gezien, maar het kwam, denk ik, professioneel genoeg over.

    ‘Ik hou wel van een balletje trappen en een slagje slaan’, zei ik.

    Blijkbaar was alles beter dan dat. Ik had hem beter wijs kunnen maken dat ik bioloog was en het bevroren gras onder Mandics voeten kwam analyseren.

    ‘Wat brengt u dan hierheen?’ vroeg Top afstandelijk. ‘Heeft het iets te maken met die roddels in de pers?’

    ‘Dat zou u moeten weten. U bént van de pers.’

    Ik had nog niets opgevangen over roddels en eerlijk gezegd wilde ik dat ook zo houden. Ik begon graag vanaf nul aan een nieuwe zaak en deze zaak was niet anders.

    ‘Ik weet van niets’, zei ik in alle eerlijkheid. ‘Ik weet zelfs nog niet of er iets is wat niet bekend mag worden gemaakt.’

    Ook Top ging nu rechtop staan. Hij stopte zijn krant veilig terug in de zak van zijn parka. Vanuit de dichte mist kwam een torso ons tegemoet, breed genoeg om een partijtje tafeltennis op te spelen. De zweetdruppels liepen als zilveren pareltjes van Mandics voorhoofd. Zijn zware, donkere wenkbrauwen stonden recht en dreigend overeind, alsof hij net zeven kaboutertjes had opgepeuzeld. Hij had zijn trainingsjasje over zijn schouders gelegd en dampend huppelde hij ons voorbij. Hij zag ons niet staan. Hij zette zijn oranje drinkfles aan zijn lippen en spuugde nog wat Extran in onze richting. Meer verdienden we niet.

    ‘Kapsones?’ vroeg ik. ‘Of is dat zijn manier om iemand te groeten?’

    ‘Zoals ik al zei: hij kan beter met de bal overweg dan met mensen.’

    We zagen Mandic voor ons uit joggen, in de richting van het Ottenstadion van de Buffalo’s, waar de lichten al een tijdje gaten door de dikke wolkenbrij probeerden te branden.

    ‘Is dat de reden waarom hij zich hier in zijn eentje in de mist verstopt?’

    Top knikte en voelde aan zijn krant alsof hij wilde zeggen dat alle antwoorden in dat fantastische, met de Pulitzer bekroonde, megaartikel van hem vervat lagen. Hij stak zijn handen weer in zijn parka en gaf een knikje naar het stadion.

    ‘Het is een publiek geheim dat het niet meer draait in de kern van AA Gent.’

    ‘Waarom niet?’

    ‘De schrik om kampioen te worden of interne conflicten, wie zal het zeggen?’

    Ik kreeg de indruk dat hij het gezegd had in zijn artikel.

    ‘Ik heb een tijdje geleden nog gehoord dat Gent aanspraak maakte op de titel.’

    ‘Dat was ook zo’, zei Top terwijl hij even tegen zijn pet tikte. ‘Ze bleven zestien wedstrijden ongeslagen. Nu staan ze nog altijd tweede, na Club Brugge. Maar er broeit iets binnen de kern.’

    Ik zag de oranje handschoenen van Josip Mandic als de witte handen van Marcel Marceau tegen een zwarte achtergrond de hoek naar het stadion omslaan.

    ‘Waarom? Waarom net nu?’

    ‘Tja, sinds mensenheugenis hopen ze elk jaar op een landstitel. Nu zat het hun eindelijk eens mee met een speler als Mandic en dan verknoeien ze het.’

    Bernard Top stak zijn wollen hand niet uit om afscheid te nemen. Ik moest de indruk gewekt hebben dat hij van mij geen afscheid kon nemen met een simpele handdruk. Dat hij mij nog wel eens tegen het lijf zou lopen. Misschien had hij wel gelijk. Terwijl hij onder de reling door kroop en zich nog onsterfelijker maakte door zijn jagerspet onder zijn kin met een koordje vast te knopen, zei hij: ‘Ik weet nog steeds niet precies wat je doet, hè Somers.’

    ‘Je mist niet veel’, zei ik.

    ‘Ik wil nooit iets missen. Ik kom er wel achter. Dat is nu eenmaal wat ik doe. Het vuil uit iemands neus peuteren.’

    Top stak het oefenveld over naar het parkeerterrein en ging op in de mist zoals mensen in een film door een tijdspoort in een andere dimensie verdwijnen. Ik volgde de weg van de jonge voetbalgod naar het Ottenstadion en klopte ondertussen de sneeuw van mijn schouders.

    Het Ottenstadion ligt aan de rand van de kleine ring rond Gent, in Gentbrugge. Eromheen ligt een rustige residentiële wijk. Het stadion torent ’s avonds met zijn felle lampen boven alles uit. De wijk eromheen is een voordeel voor de voetballers omdat het er rustig trainen is. Maar de buurtbewoners vinden na wedstrijden tegen Standard Luik of Anderlecht ’s ochtends soms een baksteen op hun ontbijttafel. Vanaf de snelweg naar Gent zie je het stadion op zaterdagavonden al van ver boven de stad uitrijzen als een gigantisch ruimteschip dat net is geland.

    Ik zag er naar mijn eigen normen betrekkelijk netjes uit. Ik had mijn geliefde stropdas van het college om en droeg mijn lievelingspak. Het was er eigenlijk te koud voor, maar een mens moet soms lijden om mooi te blijven. Niets op aan te merken, al was het misschien eerder een outfit om te gaan snookeren dan om te gaan voetballen. Hoe dan ook, ik was klaar om me in de profwereld van de profspelers te begeven. Hopelijk was het geld even professioneel.

    2

    Ik liep onder de tribunes door en glipte naar binnen in de catacomben. Aan het einde van de gang stond een houten deur halfopen. Een niet al te knappe vrouw van halverwege de dertig met kort, blond haar en de gespeelde strenge blik van een kinderjuf kwam naar buiten. Ze zag me van ver aankomen en aarzelde om een andere ruimte binnen te gaan.

    ‘Meneer Somers?’

    Ik knikte en keek op mijn horloge. Ik was op tijd, seconden niet meegerekend.

    ‘Meneer Bidet en voorzitter De Witte verwachten u. Ik haal even koffie. Hoe wenst u hem?’

    Ik dacht eerst dat ze bedoelde hoe ik Bidet wenste. Ik had mijn antwoord al meteen klaar: niet te zwart en liefst ook niet te sterk. Ik gaf het mens toen maar mijn gewone bestelling door. Ik vroeg haar om een Irish coffee. Ze fronste haar wenkbrauwen maar nam de bestelling op en verdween. Ik ging verder door de halfopen deur en kwam langs een ruimte die tegelijk dienst deed als wachtkamer en als het hoekje van de secretaresse. Meteen schoot er een levensgroot cliché door mijn hoofd. Als je verstandig bent, kun je het beste een onknappe secretaresse nemen, dan hou je je hoofd bij je zaken.

    Ik klopte aan en hoorde in het achterliggende kantoor de stem van een drilmeester roepen.

    ‘Binnen!’

    ‘Heren...’

    ‘Ha, u moet meneer Somers zijn. De aftrap is al gegeven, jongeman. We zijn al vier minuten bezig. In vier minuten kan er veel gebeuren. Ik heb wedstrijden gezien waarin we vier minuten voor tijd met twee goals voor stonden en toch nog verloren.’

    Ik wist niet wat ik het eerst moest doen: mijn oude Cartier te voorschijn schudden om te kijken of hij gelijk had of even gaan zitten om te bekomen van zijn blitzaanval.

    ‘Ik was de weg kwijt’, zei ik toen maar. ‘Ik werd afgeleid door een van uw spelers.’

    ‘Dat is het beste excuus dat u me kon geven, meneer Somers. Voetbal gaat boven alles. Ga zitten.’

    Bidet had niet alleen de trekken, maar ook de maniertjes van een ouderwetse krijgsheer. Hij gaf me met zijn hand een teken om op de stoel voor hem te gaan zitten. De communist in hem beschouwde ons allemaal als gelijken: oude vrouwtjes, rijke maîtresses, hooggeplaatste vips, privédetectives. Hij was een man wiens leeftijd zich moeilijk liet schatten. Hij had de korte, afgemeten coupe van een jongen van tien, maar helaas duidden de grijze haren en de levervlekken op meer ervaring.

    Voorzitter De Witte zat naast hem en dat was maar goed ook. Hij zag eruit als een mens in plaats van een machine en met mensen is het nog altijd makkelijker onderhandelen. Ik kende manager De Witte al van de televisie. Hij was de man achter de schermen met een flinke portie gezond verstand. Hij was de tegenpool van de manager. Bidet was een regelrechte mediafiguur die zich vaak straffe uitspraken liet ontvallen. Bidet verkondigde altijd en overal dat hij een harde werker was die maar vijf uur per nacht sliep en per jaar maar één vakantiedag nam. Maar ik had de indruk dat hij zo druk bezig was voor de camera’s en de radio om dat imago te verkopen dat dát eigenlijk zijn voornaamste bezigheid was. Hij stond bekend als een harde man die nooit een blad voor de mond nam. Waarschijnlijk had iemand hem ooit verteld dat hard en eerlijk synoniemen waren. Dat hij niet sympathiek overkwam bij de rest van de wereld maakte hem niets uit.

    ‘U kent ongetwijfeld meneer De Witte’, begon Bidet. ‘Al meer dan tien jaar voorzitter van de club.’

    Bidet keek naar de voorzitter naast zich alsof hij hem net voor een spreekbeurt in elkaar had gezet.

    ‘Aangenaam’, zei ik.

    ‘Ik hoop dat u er niets op tegen hebt dat de voorzitter aanwezig blijft?’

    ‘Geen probleem’, zei ik en ik knikte naar de voorzitter.

    ‘Goed. Want het is ook de voorzitter die u betaalt.’

    Daar kon ik eerlijk gezegd weinig op antwoorden.

    ‘Volgt u het voetbal een beetje, meneer Somers?’ begon De Witte hoopvol.

    ‘Het hangt ervan af wat u bedoelt met volgen’ , zei ik.

    ‘U bent dus geen sportliefhebber?’

    ‘Wel, om eerlijk te zijn bent u al de tweede vandaag die me die vraag stelt en ik word al moe door ze te beantwoorden. Dat zegt genoeg zeker?’

    ‘Nee, dus.’

    ‘Ik heb het meer op sporten waarbij je een sigaret mag opsteken en een glas bij de hand kunt houden. Zoals snooker of darts.’

    Ik kon het ook niet helpen. Hij trof me in volle winterperiode, midden in mijn winterslaap. Ik leefde mijn leven in cyclussen en dit was nu net een cyclus waarin ik het roken weer had opgenomen, tegen de borst had geduwd en over de kop had geaaid. Als hij me in de zomer in dienst had genomen, had ik misschien een ijsje zitten likken.

    Bidet leunde achterover en leek enorm teleurgesteld. In feite leek hij zo teleurgesteld dat ik even bang was dat het gesprek hier al was afgelopen. Maar een man als Bidet wist natuurlijk ook wel dat het handiger was een buitenstaander in dienst te nemen dan iemand die er met zijn neus bovenop zat.

    ‘Dat is jammer’, gaf Bidet eerlijk toe. ‘Jammer voor u. Jammer ook dat u de zestig niet zult halen.’

    ‘Dat geeft niet’, zei ik. ‘Ik heb dubbel geleefd.’

    Bidet haalde diep adem alsof hij zich voorbereidde om er met een vracht clichés tegenaan te gaan. Genre: een gezonde geest in een gezond lichaam om een zaak te kunnen oplossen en meer van dat moois. Maar hij hield zich in en wachtte tot zijn onknappe secretaresse zijn kantoor met een dienblad binnenwandelde en ostentatief mijn Irish coffee neerzette. Bidet staarde lang naar het glas en ik staarde even naar het oude, klassieke embleem van de club dat op het dienblad stond. Een blauw indianenhoofd met een verentooi à la Winnetou tegen een witte achtergrond. Zoals de rest in Bidets kantoor stond elk detail in dienst van de club. Het kantoor zag er vernieuwd uit, met aluminium meubelen zoals het bureau, de ladekasten en de stoeltjes. Maar Bidet zou Bidet niet zijn als hij de traditie niet een hoekje zou gunnen. Een houten standbeeld van een inheemse indiaan stond rechts van het bureau. De huid was donkerbruin en enkel de lippen en de opstaande veren waren donkerrood geschilderd. Een vleesgeworden buffalo.

    ‘Zo’, zuchtte Bidet. ‘Ik zie dat u er toch enige gezonde voeding op nahoudt.’

    Bidet bekeek zijn secretaresse zoals hij ongetwijfeld een speler bekeek die net een penalty had gemist. Hij wachtte tot ze tergend traag naar de deur terugliep. Het ging blijkbaar te langzaam en Bidets geduld raakte op.

    ‘Edith is mijn jongste dochter’, zei de manager. ‘Haar sport is flirten. Niet, Edith?’

    Edith was blijkbaar niet blij met het commentaar.

    ‘Pa!’

    ‘Sorry, meneer Somers’, zei Bidet speels. ‘Edith die niet graag de dochter van de manager wordt genoemd, wil dat u haar nog eens aankijkt.’

    Ik gehoorzaamde en deed wat de coach mij opdroeg. Edith was het spelletje beu en liep nors het kantoor uit. Ik keek weer naar Bidet, die zichtbaar geamuseerd was.

    De Witte trok de revers van zijn pak recht alsof hij dit punt wilde afsluiten. Ik kuchte. Ik wilde al evenzeer dit punt opzijzetten. Het waren mijn zaken niet. Tot dusver wist ik nog altijd niet wat mijn zaken wel waren en ik leefde nu eenmaal van zaken.

    ‘Goed. Ter zake. Josip Mandic’, zuchtte De Witte.

    ‘Kroatisch wonderkind’, hielp ik hem. ‘Twintig doelpunten. Maar nu in het slop.’

    ‘U hebt uw huiswerk gemaakt, meneer Somers. Josip ‘Mandy’ Mandic. Drieëntwintig jaar. Superspits. Arrogant maar geniaal. Twee jaar in tweede klasse. Deze zomer begonnen bij AA Gent en we hopen hem nog een tijdje bij ons te houden.’

    ‘Wat is het probleem?’ vroeg ik iets te snel. ‘Moet ik de talentscouts van andere clubs buiten houden?’

    Bidet schudde zijn hoofd.

    ‘Het is iets ernstigers dan dat, jongeman. Mandic wordt bedreigd.’

    De Witte wachtte even en liet de woorden bezinken. Dat deed ik ook. Dat was de zaak. Als privédetective bouw je onbewust een soort systeem op en redeneer je met kernwoorden. Ik zag het soort zaak zo voor me. Maar De Witte nam de moeite het in zijn eigen woorden uit te leggen.

    ‘Het zit zo. U weet... of u weet waarschijnlijk niet dat we twee weken geleden een belangrijke Europese wedstrijd nipt hebben verloren.’

    ‘Nipt’, herhaalde de voorzitter met gesloten ogen.

    ‘We maken nog altijd kans om de volgende ronde te halen, maar we hadden onze kaarten beter kunnen uitspelen. We speelden uit bij Haiduk Split. Tien minuten voor tijd stond het nog nul-nul. Toen we mochten gaan douchen was het opeens twee-nul. Nu is die score nog niet onomkeerbaar, maar sindsdien is de routine in onze ploeg weg. Daarna speelden we nog twee competitiewedstrijden die we allebei verloren, waarvan één tegen onze rechtstreekse concurrent.’

    Bidet pauzeerde even en keek naar de voorzitter. Die had zijn bijdrage al geleverd.

    ‘Wat heeft dat alles met Mandic te maken?’ vroeg ik.

    ‘Daar wilde ik net toe komen, meneer Somers. Mandic speelde in Split negentig minuten lang en slaagde er niet in om een goal te maken.’

    ‘Wordt hij daarom bedreigd? Jezus, zelfs Maradona scoorde niet elke keer. Naar mijn weten kreeg hij nooit een bomauto voor zijn deur.’

    ‘Niemand sprak over een bomauto, meneer Somers. Gelieve deze zaak niet te licht op te nemen. U weet misschien niets van voetbal, maar u weet ongetwijfeld wel iets van geld. Dit is een miljoenenbusiness. Elke week gaan hier miljoenen om.’

    ‘Het spijt me’, zei ik. ‘Maar ook daar weet ik niets van.’

    ‘Mandic is sinds die wedstrijd in Split volledig aan de sukkel. Hij draaide toen niet en hij draait nu ook nog niet. Zijn houding hielp natuurlijk ook niet veel.’

    ‘Houding’, herhaalde de voorzitter weer. Ik begon zijn trucje door te hebben. Hij herhaalde enkel de kernbegrippen, zodat ik aan de hand van twee drie woorden de zaak meteen doorhad: nipt, houding. Dat waren de problemen.

    ‘Tijdens de wedstrijd begon hij te mokken omdat hij op zijn donder kreeg van de kapitein. Hij kwam opzettelijk niet mee verdedigen en vroeg steeds minder ballen. U moet weten, meneer Somers, die supertalenten zijn uiterst koppig. Je stoot ze eenmaal voor de borst en het is afgelopen. Ze steken geen poot meer uit.’

    ‘Dat moet u uitgerekend tegen mij zeggen’, zei ik.

    Hij keek naar zijn voorzitter om te zien of hij niet over de schreef was gegaan, maar die bleef even onbeweeglijk als de oude Winnetou aan de andere kant.

    ‘Waarom werd hij dan niet vervangen?’

    ‘Omdat hij net altijd wél scoort. Tenminste, dat dachten we. Voetbal leeft op mirakels, Somers. Maar Mandic bleef koppig en kreeg op den duur het hele team tegen zich.’

    ‘Zonde.’

    ‘Zonde van het geld inderdaad. Mandic moet er zo snel mogelijk weer bovenop komen, Somers. We hebben hem nodig. We hebben die volgende Uefacup-ronde nodig. Ik hoef u niet te vertellen dat er aan zo’n Uefacup-verhaaltje een interessante geldsom verbonden is. Een geldsom die we hier bij Gent best kunnen gebruiken. We hebben onze schulden wel allemaal afbetaald, maar we moeten ook naar de toekomst kijken. Plus, het zou de eerste keer in lange tijd zijn dat we daar nog eens meedraaiden. Dit is een unieke kans.’

    ‘Met alle respect, maar als u Mandic erbovenop wilt helpen, dan kunt u beter een psychiater in dienst nemen. Ik ben privédetective.’

    De diplomaat in De Witte verontschuldigde zich onmiddellijk en ging vooroverzitten, zijn handen gekruist, alsof hij bad.

    ‘Nee, nee. We zouden u graag in dienst nemen. Eerst en vooral om die bedreigingen uit zijn buurt te houden. En als u ook de tijd zou vinden om diegene te ontmaskeren die verantwoordelijk is voor die bedreigingen, dan is dat natuurlijk mooi meegenomen. Net zoals in het voetbal werken we ook met bonussen.’

    Het woord bonus klonk me vreemd genoeg vies in de oren. Het klonk als iets illegaals, wat het natuurlijk niet was. Ik dacht er even over na.

    ‘Hebt u enig idee wie de verdachten zijn?’

    De Witte trok

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1