Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Sirius en Culturen, Religies en Ethiek
Sirius en Culturen, Religies en Ethiek
Sirius en Culturen, Religies en Ethiek
Ebook945 pages12 hours

Sirius en Culturen, Religies en Ethiek

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Dit boek gaat over de Culturen, Religies en hun ethiek in de wereld, hun ontwikkeling en hun overgang naar een wereld die steeds meer één wordt.
Allerlei aspecten van verschillende culturen worden beschreven: Het verschil tussen ras en cultuur, de moderne subculturen zoals bijv. de Ghotics, en de immigratie culturen in Europa met name van Moslims. Daarnaast is er een hoofdstuk over paranormale zaken beschouwd vanuit een wetenschappelijke visie. Ook wordt de westerse, de Hindoestaanse en Chinese numerologie beschreven en de I Ching. Dan volgt er een hoofdstuk over de kern van het Jodendom, het Christendom, de Islam en andere godsdiensten. Er is een speciaal hoofdstuk dat traditionele etnische culturen beschrijft, van verschillende Indiaanse en Afrikaanse volken en mythen zowel uit het Oude Egypte, het Gilgamesh epos, het Koning Gesar epos,uit Tibet en Mongolië, Indonesië en mythen uit Korea en de profetiën van de Dogon en de Hopi. .Zo is bijvoorbeeld een beschrijving van het Boek der Reuzen opgenomen,waarbij een nieuw licht wordt geworpen op Genesis, dat een waarschuwing voor de toekomst inhoudt. Daarna is er een beschrijving van een mogelijke leefregels, opvoeding en filososfie, die in een geglobaliseerde wereld kan plaatsvinden.
Volgens de schrijver moeten alle culturen en religies veranderen als ze deel willen uitmaken van een toekomstige multiculturele, multireligieuze wereld die ëén is geworden. Daarvoor moeten de slechte elementen uit alle etnische en andere culturen verdwijnen en de goede elementen behouden blijven.

LanguageNederlands
Release dateJun 2, 2024
ISBN9798227882097
Sirius en Culturen, Religies en Ethiek
Author

Rafael Barracuda

The author was born in 1943, during the war, in a village in the eastern part of the Netherlands where his father was a pastor. As a child he fantasized about a cosmic system of colors and numbers. He attended art school for several years, but as a landscape painter, he had problems with the education where only still lifes were painted. In the 1960s, he made big hitchhike trips, practically without money, to Greece, Turkey, Morocco and in 1964 to Afghanistan, India, and Nepal. He had always been interested in different cultures, especially in terms of landscape, music, and lifestyles. He was also interested in politics, but there he made a wrong choice in the 1960s. Despite that, years later that choice was miraculously made good again. Partly because of that personal experience he considers making a good choice so important. Later in life he went to study psychology. His final paper was on ethnic culture and happiness. Then he worked for about 15 years as a researcher in happiness at the Erasmus University in Rotterdam. He has been an enthusiastic folk dancer until the corona era.

Read more from Rafael Barracuda

Related to Sirius en Culturen, Religies en Ethiek

Related ebooks

Related articles

Reviews for Sirius en Culturen, Religies en Ethiek

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Sirius en Culturen, Religies en Ethiek - Rafael Barracuda

    INHOUD

    Hoofdstuk 1. Inleiding

    Hoofdstuk 2 Over culturen en subculturen

    2.1.1. Evolutie van culturen

    2.1.1.1. De revoluties in de technologie

    2.1.1.2. Heeft de ontwikkeling van de maatschappij mensen gelukkiger gemaakt ?

    2.1.1.3. Evolutie van de maatschappij

    2.2. Erkenning van de rechten van inheemse volkeren en etnische minderheden is van belang voor een goede politiek.

    2.2.1. Een totaal overzicht van inheemse culturen:

    2.2.2. Interculturele communicatie

    2.3. Zijn alle culturen even waardevol als leef-model voor de hele mensheid ?

    2.3.2. Soorten ‘MODERNE’ subcultuur

    2.3.2.7. Moslim immigratie cultuur en de Islamisering

    2.3.2.7. 1. Islamisering.

    2.4. Grote beschavingen gezien als familie van culturen.

    2.5. Een goede subcultuur

    2.6. Kenmerken van de nieuwe wereldcultuur

    Hoofdstuk 3  Het paranormale mag alleen ten goede worden gebruikt.

    3.1. Bestaat het paranormale ?

    3.3. Numerologie, kleuren en getallen

    3.3.2 Getallen en numerologie

    3.3.3. Pythagoras.

    3.3.3.1. Westerse numerologie

    3.3.4. Arabische numerologie

    3.3.5. Hindoestaanse numerologie

    3.3.6. Chinese numerologie

    3.4. Onderzoek naar het paranormale.

    3.8. God keert zich niet tegen het gebruik van goede paranormale krachten

    3.9. Liefde geneest, haat maakt ziek

    3.10.1. Kun je het paranormale leren ?

    3.11.1. Heilige, positieve of emotioneel geladen plaatsen

    3.11.2. De stemming of vibe van je huis (of kamer) verbeteren.

    3.12. Waardoor de echte paragnost er soms naast zit.

    3.13. Bewijs van het paranormale

    3.14.  Mogelijke natuurkundige verklaringen van het paranormale

    3.16. Kunnen technieken van het paranormale of intuïtie je gelukkiger of beter maken ?

    Hoofdstuk 4. Er is geen godsdienst hoger dan de waarheid.

    4.2 De belangrijkste leraren

    4.2.6. Dan de leraren van wijsheid:

    4.3. En de andere godsdiensten ?

    4.3.2.Hindoeïsme

    4.3.3. Heeft monotheïsme tot meer ellende geleid dan polytheïsme ?

    4.4.  Het probleem van het kwaad.

    4.7. Opvattingen over de heilige geschriften

    4.8. Is de Bijbel of de Koran dan het Woord van God ?

    4.9. Wetenschappelijke Kosmologieën

    4.10. Aliens of: Waren de goden kosmonauten ?

    4.11. De volgende vraag is: Waarom is het zo misgegaan met de religies ?

    4.12. Kan het atheïsme ons dan een betere wereld geven ?

    4.12.4. Kan het atheïsme de religie vervangen ?

    4.14.1. De Katholieke kerk moet in bepaalde opzichten hervormd worden.

    Hoofdstuk 5: Fragmenten van het leven en de mythen van verschillende volken.

    Afstamming van de Hemel

    De schepping  van alles komt uit een ei.

    De Koreaanse Scheppingsmythe

    Griekse scheppingsverhaal

    De San of Bosjesmannen

    Khoekhoe of Khoikhoi

    Indianen

    Lakota  ( Teton Sioux).

    De Ashluslay’s, een stam in de Gran Chaco

    Egyptisch mythen.

    Marokko

    Een Hindoe mythe

    Kalpa

    De 8 onsterfelijken in de taoïstische traditie (Pa Hsein)

    Het verhaal van Koning Gesar van Tibet

    Etana

    Gilgamesh

    De Oannes mythe:

    Het boek der reuzen

    Verhalen over de zondvloed komen ook voor in vele culturen van de wereld

    Het Tengrisme van de Mongolen en de Siberische stammen

    Huangdi: De Gele Keizer van China

    Indonesië

    De profetie van de Hopi

    De Dogon.

    Genesis en de rampen

    Hoofdstuk 6. Heeft je leven zin ?

    Hoofdstuk 7 . Enkele eisen waaraan een goede opvoeding in de moderne geglobaliseerde samenleving zou moeten voldoen

    Hoofdstuk 8. Advies voor een beter leven van jezelf en anderen in de moderne geglobaliseerde samenleving.

    Hoofdstuk 9. Een filosofie voor de geglobaliseerde wereld ?

    Hoofdstuk 1. Inleiding

    Mensen zoeken zingeving in hun leven.

    Hoewel het soms kan lijken dat het leven zinloos en absurd is, weet iedereen diep van binnen dat het leven wel degelijk zin heeft.

    Echter expliciet wordt dat duidelijk gemaakt door de opvoeding: de religie of de ideologie waarin we zijn opgevoed of die we hebben aangenomen.

    En die religie of ideologie wordt aan ons als kind met de paplepel ingegeven en is afhankelijk van de cultuur waarin we opgroeien.

    We leren denken in het kader van de cultuur waarin we opgroeien. We leren niet alleen de taal van onze ouders, maar ook de gewoonten, de denkwijzen en de ideeën die in onze eigen cultuur aanwezig zijn.

    Dat is onbewust: we zijn ons er niet van bewust dat we het denken van onze speciale cultuur hebben overgenomen, totdat we in contact komen met mensen van een andere cultuur.

    Dan ziet iedereen dat we deel uitmaken van een bepaald ras met een bepaald uiterlijk, maar zelf denken we gewoon in onze eigen cultuur, want die zit in ons lijf en die nemen we mee, waar we ook naar toe gaan. De ontdekking dat onze cultuur niet universeel is, kan leiden tot een zogenaamde cultuurshock.

    Die wordt soms ervaren als je als reiziger alleen in het buitenland in een andere cultuur komt, waarbij je enige contact bestaat uit de mensen uit die cultuur.

    Omdat we in één wereld leven, waarin alles steeds meer internationaal wordt, is het onvermijdelijk dat je met mensen uit andere culturen in aanraking komt.

    Daarom is het van belang om je op de hoogte te stellen van de verschillende culturen, religies, ideologieën. Ook is het van groot belang om de goede kenmerken van alle culturen te bewaren. Om enig inzicht te geven in die culturen zijn enkele culturen uitvoeriger beschreven in Hoofdstuk 5, waarin enkele mythen en verhalen staan.

    Dit is het belangrijkste hoofdstuk van het boek, dat trouwens ook apart gelezen kan worden.

    Een non-fictie boek, zoals dit boek, moet zijn informatie uit de buitenwereld halen. Met name in Hoofdstuk 5 berust die informatie dan ook op bronnen als wikipedia, bepaalde andere websites en bepaalde – soms oude – boeken. Aan de verleiding om in plaats van dergelijke uittreksels de tekst van de oorspronkelijke bron weer te geven, kan in verband met de beperkte lengte van dit boek niet worden toegegeven.

    Iedereen, dus ook de schrijver van dit boek, denkt vanuit zijn eigen cultuur. Dat houdt in dat de schrijver bepaalde religies en culturen die niet van zijn eigen cultuur zijn, misschien niet goed heeft beschreven. Daarvoor wil de schrijver bij voorbaat zijn verontschuldigingen geven.

    Opvallend is dat in vele culturen bepaalde thema’s en elementen hetzelfde zijn.

    De bedoeling van dit boek is niet om mensen van de eigen of welke andere religie of cultuur ook te beledigen, maar integendeel om door het schrijven van de waarheid te komen tot een eenheid van alle mensen.

    De wereld is bezig steeds meer één geheel te vormen. Dat kan een gevaar vormen voor het voortbestaan van plaatselijke culturen.

    Om te komen tot een nieuwe wereldcultuur, waarin voor alle mensen plaats is, is het nodig om binnen elke cultuur en binnen elke religie tot een heroriëntatie te komen.

    Dat wil zeggen dat binnen elke cultuur en binnen elke religie mensen zich moeten afvragen wat de goede elementen zijn en wat geen goede elementen zijn van hun eigen groep.

    Voor hen die alleen maar willen vasthouden aan het oude, kan dat een moeilijk proces zijn, maar het is nodig om uiteindelijk als mensen tot elkaar te komen en de echte kern te ontdekken van alle religies en om de echte zin van het leven te ontdekken, die voor iedereen geldt. Zowel het biologische, het materiële, als het spirituele, is universeel en niet beperkt tot een bepaalde groep. In de kern van elke religie zit echter hetzelfde spirituele.

    In elke cultuur speelt opvoeding en ethiek een belangrijke rol. Daarom is ook in dit boek aandacht gegeven aan welke eisen een goede opvoeding voor een geglobaliseerde wereld zou moeten voldoen (Hoofdstuk 7) en in Hoofdstuk 8 wat belangrijke leefregels zijn.

    Criteria voor wat goed is,  zijn dan volgens de schrijver: Gezond ouder worden en gelukkig zijn, zowel zelf als voor de mensen in je omgeving, als voor de natuur en de wereld als geheel.

    Het is noodzakelijk om in een geglobaliseerde wereld het eens te zijn over wat de ethiek en moraal moet zijn: dat moet een leidraad worden die alle culturen en religies verbindt.

    In een wereld die één geheel vormt is geen plaats meer voor conflicten op basis van geloof, ras of cultuur.

    Naast het belang van het behoud van het goede uit alle traditionele culturen, kan ook de vraag gesteld worden wat in een geglobaliseerde wereld de leidende filosofie kan zijn.

    Een poging daartoe, weliswaar speculatie maar toch, onderneemt de schrijver in het laatste hoofdstuk.

    Het nut van een leidende filosofie kan zijn om in een geglobaliseerde wereld al die goede elementen van al die culturen ergens een plaats te geven.

    De schrijver hoopt op kritiek en opmerkingen, die  kunnen worden verstuurd naar:  vialucis360@gmail.com

    Hoofdstuk 2 Over culturen en subculturen

    Etnische culturen dragen zowel bepaalde erfelijke kenmerken van het betreffende volk als dat ze voortkomen uit de geschiedenis van dat volk. Een andere belangrijke factor is de natuurlijke omgeving of het milieu waarin dat volk zich bevindt. En de wisselwerking tussen die 3 factoren.

    Tot de kern van een cultuur hoort de algehele attitude tegenover elkaar, tegenover de buitenwereld en tegenover de natuur. Erfelijkheid speelt ook een rol bij het ontstaan van een cultuur. Sommige volken hebben bijvoorbeeld meer erfelijke aanleg voor muziek, melodie en zang, terwijl andere volken meer aanleg hebben voor ritme. Sommige volken hebben aanleg voor veel beweeglijkheid en andere volken voor stil zitten. Maar als de cultuur er eenmaal is, is die niet persé erfelijk en kan ook door anderen geleerd worden.

    Geschiedenis en moraal worden meestal vorm gegeven in verhalen en mythen. Verhalen en mythen horen tot de kern van iedere cultuur en subcultuur. Niet alleen in de etnische cultuur van natuurvolkeren, maar ook in moderne subculturen. Verhalen definiëren hun eigen helden, heiligen en vijanden. Naast de eigen architectuur, de muziek, taal en de kleding, zijn het de verhalen en mythen die de bindende factor zijn. Die verhalen zijn telkens hetzelfde en worden elke keer opnieuw herhaald en doorverteld.

    De eigen kernmerken en verschillen in cultuur tussen alle autochtone etnische en traditionele culturen van elk volk moeten erkend en gerespecteerd worden, evenals het uitgangspunt dat personen uit alle etnische culturen hetzelfde respect en dezelfde rechten moeten hebben.

    Elke etnische groep en elke streek had oorspronkelijk zijn eigen cultuur.

    Afbeelding met tekst, kaart Automatisch gegenereerde beschrijving

    Figuur: Wereldkaart van inheemse volkeren. Bron: Carlos Mota

    Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen cultuur en ras.

    Rassen zijn groepen met bepaalde zelfde erfelijke kenmerken, terwijl culturen zijn ontstaan door de geschiedenis en de natuurlijke omstandigheden van een bepaalde etnische groep.

    Door de ongelijke ontwikkeling van de geschiedenis tussen etnische groepen, zitten bepaalde groepen nog in een feodaal-primitief stadium, terwijl andere groepen zich technisch en organisatorisch veel verder hebben ontwikkeld. Daardoor ontstonden veel vooroordelen van de ene groepen over de andere groep.

    2.1. Het is noodzakelijk dat de mensheid uit zoveel mogelijk rassen blijft bestaan, omdat elk ras wat andere eigenschappen heeft en dat daardoor de mensheid beter bestand is tegen veranderingen in het milieu.

    Diversiteit van rassen is goed voor de overleving van de mensheid.

    Bijvoorbeeld het zwarte ras kan beter bestand zijn tegen de opwarming van de aarde. Of een bepaald ras is beter bestand tegen een bepaalde pandemie.

    In het verleden is er een discrepantie ontstaan tussen aantallen leden van verschillende rassen. Zij die de geschiedenis kennen, weten dat het omgekeerde van de racistische "omvolkingstheorie" (die door de Russische geheime dienst gepromoot wordt), waar is.

    Met name het blanke ras, de Europeanen van oorsprong, hebben zich door het kolonialisme en emigratie in verhouding vanaf ongeveer 1500 veel meer uitgebreid dan andere rassen en grote delen van de wereld bevolkt, waar andere rassen woonden, zoals in Australië,  Noord- en Zuid- Amerika en Siberië. De Europeanen hebben de Aboriginals van Australië en Nieuw Zeeland uitgeroeid en hun land in bezit genomen; de Europeanen hebben de Indianen van heel Noord- en Zuid-Amerika vermoord en hun land gestolen; de Europeanen hebben Siberische stammen op de achtergrond gedrongen en hun land in bezit genomen. De genocide op de Indianen in de werelddelen Noord- en Zuid- Amerika is waarschijnlijk de grootste massamoord die ooit heeft plaats gehad.

    Relatief te grote rassen ten opzichte van andere rassen zijn dan: de blanken van Europese afkomst, de Arabieren, de Chinezen en de Bantoes.

    De Moslims hebben zodanig zich uitgebreid dat de bevolking van Egypte vanaf 1950 vervijfvoudigd is: van 20 miljoen tot meer dan 100 miljoen nu, van Turkijë verviervoudigd, van Pakistan meer dan 7 keer.

    De bevolking van Communistisch China is sinds 1950 verdrievoudigd. Dat lijkt vreemd, omdat China door het bewind van Mao Zedong tientallen miljoenen mensen verloren heeft en omdat China jarenlang officieel een één-kind politiek heeft gevolgd. Wat de meeste mensen echter niet weten is dat Communistisch China sinds de machtsovername door de communisten in het geheim de aanhangers van de communistische partij, ook tijdens de ergste periode van de 1-kind politiek, aanmoedigde om onbeperkt kinderen te krijgen, zodat het niet ongebruikelijk was dat partijleden 13 kinderen hadden. Maar bij niet-partijleden werd de 1-kind politiek zodanig wreed toegepast dat die niet onderdeed voor de wrede eugenese politiek van de nazi's: dat wil zeggen dat ook kinderen die geboren werden, in China als het het 2e kind was, vermoord werden op last van de staat, vaak door vroedvrouwen. Enkele vroedvrouwen hebben door wroeging bewogen, dat openlijk erkend.

    Hoewel blanke racisten en apartheids agenten geprobeerd hebben om ook de zwarte bevolking van Afrika uit te roeien door verspreiding van AIDS, is dat niet gelukt en behoort de Bantoe bevolking van Afrika ondanks de grote besmettingsgraad, tot de snelst groeiende.

    Om een beter evenwicht te bereiken, zouden er dus relatief meer van die oorspronkelijke rassen moeten komen.  Dat is een trend die nu echter van nature plaats vindt.

    Daarom moet er voor gezorgd worden dat alle rassen blijven bestaan. Daarbij kunnen grote rassen (meer dan 10 miljoen personen) gerust mengen met andere grote rassen, maar voor kleine rassen (met name voor minder dan 100.000 personen) is dat anders. Om uitsterven te voorkomen en om hun bijzondere eigenschappen te bewaren, kunnen ze beter niet mengen met andere rassen. Er moet er een politiek gevoerd worden zodat rassen die dreigen te verdwijnen, geholpen worden in hun voortbestaan.

    Deze rassen moeten niet aan geboortebeperking doen en hun lichamelijke en geestelijke gezondheid moet verbeterd worden. Dat zijn rassen met een klein aantal mensen, zoals Papoea's, Vedda's, Negrito's, Aboriginals en pygmeeën, San, Inuït (Eskimo's), Tibetanen en populaties met bijzondere eigenschappen, zoals zesvingerige families in Zuid-Amerika, die geen kanker kunnen krijgen en bestand zijn tegen tal van ziektes.

    Figuur: Voor landen waar meerdere rassen of mensen van verschillende culturen leven, (vaak immigratielanden), is het essentieel dat er een harmonieuze verhouding is tussen alle etnische groepen doordat de gelijkwaardigheid van personen van alle rassen en culturen erkend wordt.

    Het is het mogelijk om via kiembaangentherapie om ‘slecht’ DNA in kiembaancellen – sperma , eicellen en embryo’s -te corrigeren, waardoor men zou kunnen voorkomen dat kinderen met ernstige afwijkingen geboren worden. Als er ooit groen licht komt voor die gentherapie, zou het ook het risico voor mensen op ziektes als kanker en dementie kunnen verminderen.

    Dat heet ook wel genetische manipulatie (CRISPR-CAS). Daarnaast is er zogenaamde gentherapie om een aantal minder gunstige erfelijke kenmerken te verbeteren in mensen die al geboren zijn. Dat gebeurt vaak door middel van virussen, maar die verandering is niet erfelijk.

    Bij mensen met een disharmonisch profiel is dat de aangewezen optie.

    Ook moet er voor gewaakt worden dat verworven eigenschappen niet verward worden met erfelijke eigenschappen.

    Verworven eigenschappen zijn eigenschappen die men geleerd heeft of die men is overkomen. Iemand kan invalide worden door een ongeluk, maar genetisch is hij dan niet invalide. Iemand kan bepaalde gewoonten en taal hebben geleerd, die totaal niet passen in een andere omgeving.  IQ meting tussen mensen van verschillende culturen is daarom niet goed vergelijkbaar, want het is ontwikkeld  onder de voorwaarden van een westerse cultuur, waar de kinderen naar school gaan en die al van jongs af aan bepaalde schoolvaardigheden hebben geleerd.

    Afkomst uit een vooraanstaande familie, of een die rijk is of macht heeft, heeft niets te maken met erfelijkheid van het individu. Soms hebben verslaafde zwervers betere genen dan een president of directeur. Dat ziet men niet, pas als de verslaving is overwonnen, en de ex-verslaafde een goede opleiding krijgt, waaruit zijn talent blijkt, wordt het zichtbaar.

    Kom je uit een jagers- verzamelaarscultuur, dan ga je op je 8e niet naar school, maar leer je te jagen als jongen of planten te verzamelen of te verbouwen op een kostgrondje als meisje.

    Als je niet hebt leren lezen of schrijven omdat er geen school in de buurt was en geen boeken, papier en pen, of als je ouders de school niet konden betalen, dan heb je als volwassene, bij voorbaat een lager IQ, hoewel dat nog niets over je intelligentie zegt.

    Ook als je een stabiele huiselijke situatie mist, of als mensen maatschappelijke of psychische problemen hebben die door de omgeving zijn veroorzaakt, zoals oorlog of een trauma, werkt dat negatief op je IQ. De cultuur of subcultuur waarin je opgroeit, is ook van grote invloed op je IQ.

    Echter al deze dingen hebben niets te maken met je erfelijke aanleg.

    Om erfelijke eigenschappen voor komende generaties te verbeteren, is het verleidelijk om te denken aan eugenese, de bewuste poging door een staat of een verbond van staten, om mensen met betere erfelijke eigenschappen te kweken.

    Helaas heeft de mensheid nog niet genoeg ethisch bewustzijn, om misbruik ervan te voorkomen. En dat misbruik ligt voor de hand.

    Een gevolg is waarschijnlijk dat het de ongelijkheid van mensen zou versterken en dat je een genetische elite krijgt en een genetische onderklasse. Logischerwijs zou de laatste groep gediscrimineerd worden. Dan krijg je een onprettige situatie, waar niet alleen de verschillen vergroot worden, maar waar op den duur ook de vraag op komt of iedereen wel dezelfde rechten moet hebben. De uitdaging is om zo'n situatie te vermijden. Mensen zowel de bevoorrechtte, als de benadeelde voelen zich niet goed bij die tweedeling. De natuurlijke toestand is namelijk dat de mens deel uitmaakt van een stam of een gemeenschap, waar in principe iedereen dezelfde rechten heeft.

    Pas dan kunnen mensen ècht gelukkig zijn.

    Het gaat er om dat ALLE mensen zich als gelijkwaardig behandeld voelen, zoals bij carnaval het niet uitmaakt wie je bent. Of er nu wel of geen sprake is van eugenese, je moet altijd degene die minder presteert, accepteren.

    Accepteer domme mensen.

    Accepteer onhandige mensen.

    Accepteer invalide mensen.

    Accepteer zieke mensen.

    Accepteer mensen met een hele slechte conditie..

    Accepteer laffe mensen.

    Accepteer lelijke mensen.

    Accepteer vieze mensen.

    Accepteer mismaakte mensen.

    Accepteer afstotelijke mensen.

    Accepteer stinkende mensen.

    Accepteer mensen met een totaal andere smaak of voorkeur.

    Accepteer mensen met een totaal ander uiterlijk.

    Accepteer mensen die totaal anders zijn.

    Accepteer gekke mensen.

    Accepteer mensen die veel slechter zijn in iets waar jij goed in bent.

    Accepteer mensen die er NIETS van kunnen.

    Accepteer slechte mensen als persoon, maar niet hun slechte daden.

    En respecteer al deze mensen zoals je zelf gerespecteerd wilt worden.

    Het maakt allemaal niet uit, ook na ons gaat de wereld gewoon verder.

    Het gaat om het respect voor ieders verschillen, in het besef dat de ziel van alle mensen voor God gelijk is.

    Het bovenstaande geldt zowel binnen een cultuur, met name de cultuur waar je zelf in zit, als voor andere culturen waar je geen deel van uitmaakt. Het moet voor iedereen gelden. Dat is een opgave die in alle wereldgodsdiensten verkondigd wordt, zowel door Jezus als Boeddha, en alleen op die manier is een harmonieuze samenleving mogelijk.

    Overigens hebben in veel opzichten in de niet-westerse culturen, zowel primitieve als half-feodale, mensen meer kenmerken die aantrekkelijk zijn, dan de westerse. Meestal zijn de mensen er meer ontspannen en in de praktijk vaak minder bevooroordeeld.

    2.1. Alle oorspronkelijke autochtone culturen van elk volk hebben zowel goede als slechte kenmerken. Goede kernmerken zijn kenmerken die het geluk en het overleven van de mensen bevorderen, slechte kenmerken zijn kenmerken die dat tegengaan.

    Slechte kenmerken zijn: egoïsme, onvriendelijkheid, agressie tegen elkaar, zwarte magie, vrouwenbesnijdenis, discriminatie en uitsluiting van een subgroep of van personen met bepaalde kenmerken (voor zover die niet asociaal zijn), intolerantie, oorlog, roken, (overmatig) alcohol gebruik, drugsgebruik en alle gewoonten die slecht zijn voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid.

    Bij de oorspronkelijke culturen overheersen echter de goede kenmerken, anders is het onmogelijk dat die duizenden jaren voort blijven bestaan.

    Dat ligt echter vaak anders bij de nieuw ontstane of ontwikkelde culturen.

    2.2. Het is belangrijk dat alle goede kenmerken van alle culturen blijven voortleven.

    De westerse cultuur met techniek, films, televisie, krant, internet, geld, handel, enz. walst over allerlei inheemse culturen heen, waardoor die bedreigd worden in hun voortbestaan. Als die culturen verdwijnen, verdwijnen voor altijd ook hun muziek, en andere goede elementen en die komen nooit meer terug. Die culturen of een toekomstige wereldcultuur die een mix is van allerlei culturen kunnen ons leven beter en rijker maken dan als ze er niet zouden zijn als het tenminste gaat om de goede elementen uit die inheemse culturen.

    De goede kenmerken in het bijzonder van bedreigde culturen moeten blijven bestaan. Daarom moeten buitenstaanders zich niet met die culturen bemoeien of alleen met uiterste voorzichtigheid en respect.

    Ook moeten ze hun kritiek op dingen die volgens de buitenstaanders niet door de beugel kunnen of niet goed zijn, even inslikken, omdat ze niet begrijpen welke functie dat in die cultuur kan hebben en omdat iedereen alleen maar door de bril van zijn eigen cultuur naar andere culturen kijkt.

    De positieve kenmerken van inheemse culturen zijn bijvoorbeeld: de speciale muziek van die culturen, de dans, de kleding, de etno-farmacie en kennis van planten en dieren, de mondelinge of geschreven verhalen, de architectuur, aspecten van de oorspronkelijke religie en psychologie, de manier waarop mensen met elkaar om gaan, hoe mensen samen conflicten oplossen, seksuele gewoonten, paranormale rituelen om te helen en anderen te helpen, speciaal voedsel, en zo voort. Een grootschalige poging om iets van het goede van andere culturen weer te geven of te behouden wordt al door de Unesco gedaan, namelijk om dergelijke waardevolle cultuur elementen als werelderfgoed te bestempelen en te beschermen. Een kleinschalige poging hiertoe is bijvoorbeeld de internationale volksdansgroepen en de promotie van wereldmuziek.

    2.1.1. Evolutie van culturen

    2.1.1.1. De revoluties in de technologie

    Techniek is de belangrijkste aanjager van de vorm die culturen aannemen, naast de

    (re-)organisatie van de politieke en sociale structuur, de waarden en buitenlandse invloed.

    Maar de sociale structuur en zelfs de waarden lijken te veranderen door de introductie en toepassing van bepaalde nieuwe technieken. Dat de waarden, de ethiek of moraal, veranderde door de invoering van nieuwe techniek, bleek bijvoorbeeld in de zestiger jaren van de twintigste eeuw, toen door de introductie van voorbehoedsmiddelen, er een verandering kwam in de seksuele moraal. Voor die tijd was seks in de westerse samenleving alleen geoorloofd in het monogame huwelijk, na de jaren ’70 werd seks voor en buiten het huwelijk veel meer geaccepteerd en werd zelfs homofilie voor het eerst getolereerd.

    De veranderde seksuele moraal had ook invloed op de rol van de vrouw in de samenleving.

    De vrouw werd steeds minder gezien als alleen seksuele partner van de man en als moeder, die dus het beste thuis tot haar recht kwam. Maar de vrouwen gingen steeds meer een maatschappelijke en politieke rol spelen, gingen werken buiten s’huis ( wat echter in sommige gevallen in het gedrang kwam met haar rol als moeder).

    Vòòr de jaren ’60 werkten de vrouwen ook wel, maar meestal met het gezin.

    In die tijd bestond de beroepsbevolking in de dorpen ongeveer voor 20 % uit vrije boeren, (aandeel daalde door migratie naar steden en industrialisatie), voor 30 % uit pachters, voor 15 % uit ambachtslieden, voor 10 % uit winkeliers, voor 20 % uit fabrieksarbeiders en voor 5 % uit de plaatselijke elite": de grootgrondbezitter, fabriekseigenaar, de burgemeester, de onderwijzer, de dominee. In de grote steden lag de verhouding anders: In plaats van boeren en pachters waren er veel meer fabrieksarbeiders tot wel 40 %. Maar de meeste mensen woonden in die tijd nog niet in de grote steden, maar in dorpen op het platteland. De meeste mensen waren dus boer en de vrouwen van de boeren hielpen gewoon mee, vaak met de lichtere taken, zoals melken, de dieren voederen en als de mannen die hard werkten op het land, een rustpauze namen, brachten ze boterhammen en koffie of thee waardoor er een veel prettiger stemming ontstond. De kinderen gingen gewoon mee met moeder en hielpen van jongs af aan mee met het boerenwerk.

    Ook bij de ambachtslieden en de winkeliers konden de kinderen gewoon thuis blijven. De kinderen waren dus voortdurend bij hun moeder.

    Alleen de armste vrouwen gingen buiten de deur werken in een fabriek. Daar werden de kinderen als er geen grootmoeder of de oudste zus was die kon oppassen, dus verwaarloosd, wat mede aanleiding was tot het ontstaan van de asociale klasse, want er was geen kinderoppas.

    De introductie van voorbehoedsmiddelen had ook tot gevolg dat er minder kinderen werden geboren. De gezinnen werden kleiner.

    Voor die tijd was het normaal dat een vrouw 6 kinderen kreeg. Dan was het ook bijna onmogelijk om te gaan werken.

    Maar na die tijd werd het aantal kinderen zo klein, dat gevreesd moet worden dat de bevolking in een cultuur zo klein wordt dat die uiteindelijk kan verdwijnen.

    Omdat door historische omstandigheden de ontwikkeling van techniek altijd verschillend verloopt tussen culturen, staan bepaalde culturen nog dichter bij een bepaald eerder technisch stadium, dan andere. Overigens wil dat niet zeggen dat de modernste cultuur ook de gezondste en gelukkigste is, want dat is in veel gevallen niet het geval.

    Overigens is het verschil in technische ontwikkeling de laatste decennia in snel tempo aan het verdwijnen door de globalisering. Zelfs in de meest afgelegen streken vindt men tegenwoordig mobiele telefoons met internetverbinding, wat uiteraard grote gevolgen heeft voor de cultuur.

    De technische ontwikkeling ging niet geleidelijk, maar ontwikkelde zich in golven. Met name de eerste perioden duurden het langst. Hoe meer ontwikkeling, hoe sneller de technologische revoluties elkaar hebben opgevolgd.

    De  14 grote revoluties in de technologie waren:

    1. Gebruik van stenen en klei 2. Ontstaan en gebruik van taal. 3. Vuur gebruiken. 4. Kleding  5. Het wiel. 6.Landbouw, 7. Metaalgebruik, 8.Geld, 9. Schrift, 10 boekdrukkunst/buskruit, 11.stoommachine, 12.elektriciteit/verbrandingsmotor, 13.computer/internet en 14.robotisering/ computerisering/eugenetica/ kunstmatige intelligentie (AI).

    1. Gebruik van stenen, takken en klei ± 2 miljoen jaar geleden

    Gebruik van stenen om bijvoorbeeld noten kapot te slaan is er altijd geweest en is zelfs bij mensapen bekend. Waarschijnlijk dus ook het gebruik van een steen om mee te slaan of te gooien als wapen. De langste tijd gebeurde er niets wat nieuwe uitvindingen betreft.

    Het eerste gebruik van stenen voor gereedschap (geslepen stenen) is ongeveer 1-2 miljoen jaar oud . Er was een jagers-verzamelaars samenleving. Archeologische vondsten suggereren dat het gebruik van een houten speer met een geslepen steen als punt ongeveer  500.000 jaar geleden ontstond. Volgens de evolutietheorie ontstond de mens in de tropen of subtropen, dus had hij niet persé een huis tegen de koude nodig. Wel kon hij simpel met wat stokken en gebruik van de grote bladeren van bepaalde planten, bijvoorbeeld de bananenboom, een schuilhut tegen de regen bouwen. Nadat de mensen uit Afrika naar de gematigde luchtstreek (Europa, Azië) waren getrokken hadden ze wel behoefte aan beschutting.  Ongeveer 380.000 jaar geleden ontdekten mensen het gebruik van riet, stokken en bladeren om hutjes tegen de regen of men bouwde plaggehutten. In delta gebieden of langs rivieren waar genoeg klei of leem aanwezig was ging men lemen huizen bouwen: -een frame van takken aangemeerd met leem- met een rieten dak: een geweldige vooruitgang, omdat leem veel beter isoleert tegen hitte en koude dan takken en bladeren. In de steppe werden soms tenten van stokken en dierenhuiden gebruikt. Het oudste bot waarvan men heeft ontdekt dat Neanderthalers het voor gereedschap gebruikten is ongeveer 50.000 jaar oud. In de ijstijd werden grotten veel gebruikt als woning: grotten zijn daarvoor zeer geschikt en bieden de beste bescherming tegen zowel koude als hitte en hebben een constante temperatuur van 11 graden.

    2. Ontstaan en gebruik van Taal. ± 100.000 jaar geleden

    Dieren kunnen ook communiceren met elkaar. Bijen voeren een dans uit voor andere bijen om hen de weg te wijzen naar bloemen met nectar. Een hond of een varken in nood kan gillen om duidelijk te maken dat het ernst is. Poezen die tevreden zijn op de schoot van hun bazinnetje, snorren.  Vogels zingen om hun territorium af te bakenen en mannetjes om vrouwtjes te lokken. Huisdieren kennen hun naam en komen als men hen roept.  Het is zelfs gelukt om apen meer dan 100 begrippen via symbolen aan te leren. En van nature hebben enkele honderden kreten van hen betekenis. Waarschijnlijk is bij de mensen in het stenen tijdperk door omstandigheden een nieuwe klank gevormd die een speciale betekenis had. En vanuit het idee dat je klanken kon verbinden aan een ding of een gebeurtenis, zijn er meer klanken gekomen die dingen of gebeurtenissen aanduidden. Op zich kan dat beschouwd worden als de grootste uitvinding. Onder taalkundigen en evolutiebiologen is er de discussie of het de hersenen zijn geweest die tot taal hebben geleid of dat het gebruik van klanken en woorden onder druk van de omstandigheden, bijvoorbeeld het gebruik van stenen voor de jacht,  tot meer taal-hersengebied heeft geleid. Algemeen wordt aangenomen dat een soort proto-taal 150.000 jaar geleden in Oost-Afrika is ontstaan. Omdat de mensen gingen uitzwermen over de wereld, zijn talen ontstaan uit die proto- taal. De oer- klanken werden gestandaardiseerd tot woorden. Er zijn er grote verschillen tussen verschillende taalfamilies. En uit die stammen die een taal ontwikkelden, ontstonden weer afsplitsingen, dus nieuwe talen binnen die grote taalfamilie, bijvoorbeeld uit de Indo-Germaanse taalfamilie ontstonden Germaanse, Romaanse en Slavische en andere talen. Daarna ontstonden binnen de Germaanse taalfamilie bijvoorbeeld Duits, Engels, Nederlands, Deens, IJslands, Zweeds en Noors. Naarmate een cultuur ontwikkelder is in technisch-wetenschappelijk opzicht, kent die meer woorden. Zo is met de intrede van de computer een hele nieuwe woordenschat ontstaan.

    Alle huidige menselijke etnische groepen en volken kennen taal.

    Taal is een symbolische manier om te communiceren. Begrippen worden vervangen door symbolen: klanken in dit geval. Taal is wellicht tevens de basis voor alle verdere technologische revoluties, in ieder geval vanaf de landbouwrevolutie.

    Waarschijnlijk heeft de mens tienduizenden jaren ook op andere manier gecommuniceerd en begrippen of gebeurtenissen door symbolen weergegeven, namelijk door tekeningen of schilderingen. Natuurlijk zijn de meeste daarvan verloren gegaan, maar de oudste grotschilderingen die bewaard zijn gebleven, zijn ongeveer 35000 jaar oud en gevonden in Zuid-Sulawesi in Indonesië. Met het weergeven door middel van tekeningen kon de mens soms meer informatie doorgeven dan door middel van taal. Men neemt aan dat die rotstekeningen bedoeld waren om door middel van toverkunst invloed uit te oefenen op het verloop van de jacht bijvoorbeeld . Sommigen beschouwen die oude beeldende kunst ook als een soort taal en het is zeker dat die tekeningen de basis hebben gevormd voor het latere schrift.

    3. Vuur ± 400.000 jaar geleden

    Vuur was er al sinds het heelal bestond en op de wereld sinds de wereld bestond: Bliksem, bosbrand, vulkaanuitbarstingen, enz.

    Maar het gebruiken van vuur om bijvoorbeeld vlees te koken of te braden is relatief nieuw.

    Bijna alle volken en etnische groepen hebben geleerd om vuur te gebruiken, behalve heel weinig kleine groepjes zoals de Andamanezen. Aanvankelijk zal dat geweest om via takken een brand die van nature is ontstaan bijvoorbeeld door blikseminslag, brandende te houden, zoals de Tasmanische aboriginals. Later leerde men vuur op te wekken. Onderzoekers Paola Villa en Wil Roebroeks stellen in hun artikel in de Proceedings of the National Academy of Sciences dat de oudste resten van gecontroleerd vuur hooguit 400.000 jaar oud zijn. De oudste archeologische vindplaats is in Israël. Zonder uitvinding van het gebruik van vuur was de uitvinding van de landbouw en van de stoommachine niet mogelijk geweest. Later, zo’n 20.000 jaar geleden werd vuur ook gebruikt om klei te bakken, om potten te maken. Daarmee kon men veel beter dan daarvoor voedsel en drank bewaren. Dat was een voorwaarde voor de landbouw, want waarom veel voedsel produceren als je het niet kunt bewaren ? Als je voedsel niet goed kunt bewaren, dan wordt het gemorst of opgegeten door muizen of bijv. mieren of het beschimmelt veel eerder. Water, melk of sap kun je dan überhaupt heel moeilijk bewaren.

    4. Kleding. ± 170.000 jaar geleden

    De eerste kleding bestond uit dierenvellen en -huid. Tenminste: dat vermoeden wetenschappers. De oudste kleding die bewaard is gebleven, is slechts een krappe tienduizend jaar oud. Het enige wat erop wijst dat mensen daarvoor al kleding vervaardigden, zijn gereedschappen die voor dat doeleinde gebruikt konden worden. Volgens onderzoekers was de overstap van naakt naar kleding een noodzakelijke. De Homo sapiens verloor op een gegeven moment de dikke haren op het lichaam en moest zich op een andere manier warm zien te houden. Dat betekende dat mensen zich niet bedekten, omdat ze dat mooi of leuk vonden: het moest. Zodra de haren op het lichaam afnemen, is er niets aan de hand zolang je maar in een warm gebied woont, vertelt onderzoeker Ian Gilligan. Maar als de omgeving plotseling verandert dan kan dat kenmerk (een kaal lijf) opeens een nadeel worden. Dat roept natuurlijk vragen op: want wanneer evolueerde de mens in die koude periode niet tot een wat harigere soort? Zelfs tijdens de ijstijden bleven de zomers op de lagere breedtes warm.

    In de warme gebieden is geen kleding nodig. Daarom leven nog steeds volken en stammen die niet met de beschaving in aanraking zijn gekomen, in de tropen, naakt, zoals in delen van het Amazonegebied en in delen van Afrika en Papua Nieuw Guinea. Kleding in dat klimaat is niet prettig en soms zelfs ongezond.

    Maar door zich te kleden kan de mens ook in koudere klimaten leven.

    5. Het wiel ± 4000 voor Christus

    Voorloper van het wiel waren boomstammen. Waarschijnlijk hebben de mensen uit de steentijd op die manier zware voorwerpen zoals grote stenen (voor hunebedden bijv.) verplaatst door ze over boomstammen te rollen, die als de steen er achter af was er weer voor te plaatsen. Waarschijnlijk waren de Soemeriërs de eerste die het wiel gebruikten ongeveer 4000 voor Christus. Aanvankelijk werd het wiel ook gebruikt als draaischijf voor pottenbakken. Na de uitvinding van spaken werd de strijdwagen uitgevonden ongeveer 2000 voor Christus. Het wiel als onderdeel van de wagen kent echter de beperking dat die het makkelijkst op vlak terrein met een relatief harde ondergrond te gebruiken is. Het wiel is onbruikbaar in een woest berggebied. Daarom werd tot voor kort in Nepal geen wagen gebruikt, maar werden spullen gedragen door mensen die drager van beroep waren. De wagen rijdt het beste op een weg. Dus met de wagen ontstonden er wegen. Daardoor kwamen er verbindingen tussen steden en dorpen: ontstond er verkeer en handel, wat de vooruitgang van de maatschappij stimuleerde. Door de uitvinding van het wiel werd het ook mogelijk zware stenen te vervoeren die gebruikt werden voor de bouw van grote bouwwerken.

    6. Landbouw en veeteelt.  ±10.000 voor Christus 

    Spierkracht mens of dier was de energiebron. Arbeid ging steeds meer verricht worden door slaven of lijfeigenen. Ontstaan verdeling arbeid, handel, steden, en staten.

    De ontdekking dat men planten kon kweken en de wortels en zaden kon gebruiken voor de vermenigvuldiging gaf aanleiding tot tal van vernieuwingen

    Bron: https://slideplayer.nl/slide/2640380/

    Zo konden mensen langere tijd op 1 plaats blijven wonen, ontstonden steden en moest de binnengehaalde oogst beschermd worden: ontstonden legers. Uiteindelijk viel het harde werk op het land niet mee en ging men personen van stammen die in een stammenoorlog overwonnen waren als slaaf gebruiken om het land te bewerken. Daardoor ontstond er genoeg vrije tijd voor nieuwe specialismen, nieuwe beroepen zoals smid, timmerman, leerbewerker, kleermaker, enz. en daardoor handel. De stadsstaat ging zich verbinden met andere steden en zo ontstond een land-staat. Maar daarna bleef de technologie steeds hele lange perioden op hetzelfde niveau. De belangrijkste uitvindingen waren naast het vuur, het schrift , het wiel en de water molen en de windmolen: beide zeer milieuvriendelijke uitvindingen. Wel waren er genieën, zoals in China de Gele Keizer, Huangdi, (2697 voor Christus), volgens de legendes uitvinder van landbouw en veeteelt en andere zaken zoals de kalender, en in Italië Leonardo da Vinci (1452), die de technologie verder ontwikkelden, maar dat werd meestal niet in de maatschappij toegepast of verder ontwikkeld. Leonardo da Vinci beschreef het concept voor een vliegtuig, maar dat werd pas weer opgepakt in 1891 door een zweefvliegtuig van de Otto Lillienthal en het gemotoriseerde vliegtuig van de Amerikaanse gebroeders Wright (1900).  De maatschappij bleef een maatschappij van spierkracht.

    7. Metaalgebruik  ± 9000 voor Christus

    Goud en zilver behoren tot de eerste metalen die de mens ging gebruiken. Beide metalen komen als kleine klompjes in de aarde voor en zijn gemakkelijk te bewerken. Ook koper en tin waren eenvoudig te winnen en konden Later ontdekte men dat de mengvorm van koper en tin – brons – geschikt is om krachtige wapens en goed gereedschap te maken om met primitieve gereedschappen te bewerken. Koper is al meer dan 10.000 jaar bekend. Het werd circa 9000 v.Chr. in het Midden-Oosten voor het eerst ontdekt. In het begin werd het metaal gebruikt voor sieraden, gereedschap en eenvoudige wapens. In Egypte en op de Balkan zijn tinnen voorwerpen van misschien wel 6000 jaar oud gevonden. Het metaal kwam in Europa echter pas rond 2500 v.Chr. in zwang. Uit vondsten in Klein-Azië en op eilanden in de Egeïsche Zee blijkt dat daar al in de 4e eeuw v.Chr. zilver uit erts gewonnen werd. Net als goud werd zilver al snel een waardevol en gewild edelmetaal. Zilver werd vooral gebruikt voor sieraden en andere siervoorwerpen, en als betaalmiddel.

    Tussen 3000 en 2000 v.Chr. begon de winning van ijzer uit erts in Egypte en Mesopotamië. Het gebruik van ijzer breidde zich geleidelijk uit naar Europa en Afrika, maar het zou nog eeuwen duren voordat het ‘nieuwe’ metaal de rol van het brons volledig had overgenomen.

    Historici denken dat dit niet zozeer gebeurde doordat ijzer beter was, als wel door een gebrek aan tin. Als koper en tin schaars waren, moest het dure brons geïmporteerd worden. Maar men kon makkelijk ijzer uit ijzeroer worden gewonnen, zodat de import van brons overbodig werd.

    8. Geld. Munten vanaf ± 770 voor Christus.

    Voorheen waren kostbare natuurlijke voorwerpen als schelpen een primitief algemeen ruilmiddel. Maar metaal had de eigenschap dat je het (na verhitting) kon scheiden in kleinere delen, zodat je er beter mee kon rekenen, zodat het een algemeen ruilmiddel kon worden omdat alle producten er mee uitgerekend konden worden. Geld ontstond na de invoering van de landbouw en is samen met die landbouw en veeteelt de belangrijkste motor voor handel en economische opbloei geweest.

    De geldeconomie van het Romeinse Rijk was in hoge mate gebaseerd op het zilver dat op verschillende plaatsen in het groeiende imperium gewonnen werd.

    9. Schrift. ± 6600 voor Christus

    Ontstaan van het schrift vond waarschijnlijk ± 6600 voor Christus in China plaats en in 3500 voor Christus in Sumerië.  Daardoor kon men gebeurtenissen precies opslaan en doorgeven aan een volgende generatie, waardoor kennis kon accumuleren.

    10. Renaissance.  ±1400 in Europa

    De Introductie geweer, kompas, papier en boekdrukkunst valt samen met het begin van de renaissance, waar standaard afbeeldingen en verhalen uit de Bijbel en de Griekse mythologie worden vervangen door observatie. Dat was eerst duidelijk in de beeldende kunst, waar observatie, gecombineerd van kennis van anatomie en perspectief, de oude icoon-achtige kunst vervingen. Dit is duidelijk te zien bij kunstenaars als Leonardo da Vinci, Rafael, Titiaan en Michelangelo. Buskruit, papier en de boekdrukkunst waren al eeuwen bij de Chinezen bekend, maar de Europeanen gingen het buskruit voor een geweer gebruiken. Daardoor werden ze militair superieur. Door de uitvinding van het kompas, betere sterrenkunde en het kompas, konden ontdekkingsreizen worden gemaakt. Met behulp van geweren werden vanaf 1500 Latijns- Amerika en Siberië gekoloniseerd en werden slaven uit Afrika gehaald voor werk op de plantages in Amerika.

    11. Stoommachine (kolen, mijnen, fabrieken), 1780, Engeland

    Treinen, stoomgemaal, tijd van kolonialisme, handels kapitalisme,  Franse revolutie 1795, Opkomst arbeidersklasse, Karl Marx 1840, Verovering Afrika, Zuid-Azië, Noord-Amerika en Centraal-Azië door Europeanen. In 1863 werd de slavernij afgeschaft.

    De Eerste industriële revolutie , in Engeland was gebaseerd op nieuwe technologie en die technologie werd vanaf dat moment continu verder ontwikkeld. De uitvinding van de stoommachine mag beschouwd worden als een keerpunt wat de ontwikkeling van de techniek betreft. Hoewel Hero van Alexandrië al in de eerste eeuw na Christus de eerste stoommachine beschreef, werd het idee van een stoommachine pas weer opgepakt in 1698 en werd het na diverse verbeteringen na 1775 steeds meer toegepast in Engeland. Maar daar zorgde de verbranding van steenkool die nodig was voor de stoommachine en die dank zij de stoommachine steeds meer gedolven werd, vervoerd (door de stoomlocomief) en voor verwarming gebruikt, ook voor steeds ergere vervuiling van de lucht, vooral in Londen: de zogenaamde smog.  De arbeidsomstandigheden van de arbeiders verslechterden sterk in vergelijking met de Middeleeuwse ambachtslieden. De Middeleeuwse ambachtslieden konden in principe zelf over hun tijd en werk beslissen binnen het kader van het gilde. Wat ze maakten was mooi en daar hadden ze zelf meestal ook schik in. De nieuwe arbeiders waren overgeleverd aan de grillen van de kapitalist. Wat ze maakten en hun huizen en fabrieken waren vaak lelijk. Hoewel ze zelf meestal niet gek op het werk waren, moesten ze wel in de fabriek geld verdienen, omdat de oude methode van ambachtslieden in een atelier de producten te duur maakten voor de markt. Ongezond, vervelend werk was de enige manier om geld te verdienen. De verbetering van de afschuwelijke arbeidsomstandigheden was de bron voor inspiratie van Karl Marx, hoewel zijn theorieën in de praktijk zelden tot een verbetering van de arbeidsomstandigheden heeft geleid en in de socialistische landen zelfs contraproductief werkten. Wel waren er meestal geïnspireerd door het Christendom sommige sociale kapitalisten, die het werk en de omstandigheden van de arbeiders probeerden te verbeteren.  Dat was ook de tijd dat verschillende sociaal-religieuze bewegingen ontstonden zoals het Leger des Heils, die zich bekommerden om de armsten en de uitvallers van de maatschappij.

    12. Introductie elektriciteit in Engeland 1880  en verbrandingsmotor in Duitsland  in 1900.

    Olie als basis voor elektrische energieopwekking en vervoer , Ontstaan Fotografie vanaf 19e eeuw, Mechanisering waarbij spierkracht vervangen wordt door een machine, Telegrafie, Auto’s, Vliegtuigen, Radio, na 1945 begin automatisering. Televisie vanaf 1960

    Vanaf 1900 werd de leerplicht ingevoerd: heel belangrijk voor informatie van de massa. Op basis van het kapitalisme ontstonden de politieke bestuursvormen :Fascisme, Communisme (als zogenaamde tegenpool, maar in werkelijkheid staatskapitalisme een soort dictatoriaal feodalisme) en Democratie. Het is de tijd van de wereldoorlogen en de koude oorlog tussen het westen en Rusland/ China. Na 1945 kwamen er meer democratie en mensenrechten, behalve in China. Tussen 1945 – 1975 werden de laatste resten van het kolonialisme opgeruimd.  Vanaf 1945 werd het belang van het doen van uitvindingen steeds belangrijker.

    De basis voor de Tweede Industriële Revolutie werd gelegd door de Engelsman Michael Faraday, was gebaseerd op de theoretische en praktische basis om elektriciteit te (kunnen) gebruiken, met name de uitvinding van de elektromotor en later de gloeilamp en telegraaf. Elektrificatie begon vanaf ongeveer 1860 en werd ook gebruikt voor verlichting en andere doeleinden en vond vooral in de 20e eeuw plaats vooral in Engeland en Amerika, maar daarnaast ook in Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Rusland, Italië en Japan. In andere delen van de wereld vaak pas na de Tweede Wereldoorlog. De tweede industriële revolutie werd ook gekenmerkt door toeneming van de mechanisering, dat wil zeggen dat het werk door spierkracht van de mens werd overgenomen door de machine. In de 19e en 20e eeuw is er een reeks van uitvindingen geweest die allerlei vernieuwingen brachten.

    Naast de ontdekking dat elektriciteit gebruikt kon worden was de belangrijkste uitvinding de verbrandingsmotor. Die werkte op olie. En dat werd aanvankelijk vooral uit het Midden-Oosten gehaald, waar nog steeds feodale en slaven- maatschappijen waren. De enorme vraag naar olie uit Amerika en Europa zorgde mede door de slimme handelsmentaliteit van de Arabieren voor enorme hoeveelheden financiële middelen in de Arabische wereld, waardoor de emiraten en Saoedi-Arabië snel rijk werden. Die enorme rijkdom werd door de Arabieren vervolgens gebruikt voor de Islamisering van de rest van de wereld, in Afrika en Europa. Dat is de hoofdoorzaak van het probleem van de Islamisering. Ook werd en wordt het Islamitisch terrorisme financieel gesteund vanuit de Arabische wereld.

    Hoewel  de elektriciteit en de verbrandingsmotor en andere uitvindingen grote rijkdom brachten, veroorzaakten ze ook een enorme verwoesting van het milieu, met name door de chemische industrie, de enorme hoeveelheden plastics, de fossiele energieproductie en vervoer, en de grootschalige landbouw en veeteelt. Dit leidt tot een massaal uitsterven van soorten planten en dieren, en het lelijk maken van steden en producten en aantasting van de gezondheid. Aanvankelijk werd dit pas in de jaren ’50 van de 20e eeuw alleen opgemerkt door natuurliefhebbers en biologen en wetenschappers. Pas na 1970 begon het tot het grote publiek door te dringen, dat radioactiviteit en chemisch afval (wat in de jaren ’50 werd toegejuicht als kenmerken van de vooruitgang) misschien schadelijk kon zijn. In landen als Rusland, China en Afrika moet dat begrip voor het grote publiek en de overheid nog tot stand komen. Tot na het jaar 2000 werden propagandafilmpjes van Rusland en China vertoond waarin rokende fabrieksschoorstenen als het toppunt van vooruitgang werden voorgesteld. Dit is de periode van de macht van vakbonden tegenover de kapitalisten.  Na 1960 meer democratisering .

    13. Introductie computer 1980 – heden en mobiel en internet vanaf 1995 in Amerika.

    Automatisering, Informatietijdperk. Mobiele telefoon vanaf 2000, Globalisering, Opkomst Azië en voormalige koloniën. Val van communisme(1990), Islamisering, verdwijnen van de arbeidersklasse, en traditionele boerenklasse (werkers en boeren worden hoogopgeleid en een soort ict’ers).

    De uitvinding van de computer mag beschouwd worden als het begin van de Derde Industriële Revolutie of beter gezegd het Informatietijdperk. Dat wordt gekenmerkt door toenemende mechanisering en ontwikkeling van allerlei programma’s op basis van computer wetenschappen en informatica en software, waar door mogelijkheden ontstaan die vroeger ondenkbaar waren. Hoewel de eerste wetenschappelijke computer opleiding al in 1953 in Cambridge plaats vond, werd voor het grote publiek de computer ingevoerd in de jaren 1980’s van de 20e eeuw. Deze nieuwe technieken maken het mogelijk om tot verfijndere productiewijzen te komen, meer afgestemd op individuele voorkeur (zoals dat door de ambachtslieden in de Middeleeuwen trouwens ook al werd gedaan) en om milieuvriendelijker methoden toe te passen. De arbeiders en mijnwerkers verdwijnen en als ze niet omgeschoold worden, worden ze ontslagen en vallen ze buiten de boot. Daardoor ontstaat een ontevreden ongeschoold proletariaat dat uiteindelijk door de hoogopgeleiden economisch moet worden verzorgd. Het onderwijs stelsel moet daarom aangepast worden aan de eisen van de toekomst en niet meer opleiden tot arbeiders voor een fabriek uit de jaren ’50 van de 20e eeuw: iets wat nog steeds in de meeste landen gebeurt.

    14. Toekomstige ontwikkelingen

    Introductie de kwantum- of lichtcomputer(laser computer), computer gebaseerd op andere talstelsels, teleporteren, robotisering, paranormale vermogens gebaseerd op techniek, kunstmatige intelligentie (A.I.), nanonisering, zelflerende algoritmen, zelfrijdende of varende voertuigen, biotechnologie, gentechnologie, computerisering maatschappij, laser technologie, 4D printen, beheersing van het weer, kernfusie of andere schone energie

    Het oude werk van de mijnwerker en fabrieksarbeider: Zwaar, saai, gevaarlijk en vies werk zal door robotten gedaan worden. Enorme hoeveelheden gegevens ( "big data") worden met grote snelheid verwerkt, zodat er bruikbare informatie uit gewonnen kan worden. Wat vroeger alleen het voorrecht van de elite was, zal nu de hele maatschappij omvatten: de hele maatschappij wordt elite.

    De volgende (4e) industriële revolutie, waarvan we nu het begin meemaken, maar die voor het grootste deel in de toekomst ligt, is waarschijnlijk de volledige computerisering, automatisering en robotisering  van de samenleving, samen met sterke verbetering van de kunstmatige intelligentie (a.i.), biotechnologie , lasertechnologie en nanonisering.

    Tot nu toe hebben pogingen om het weer te beheersen echter niet veel opgeleverd, zodat het westen in principe die pogingen heeft opgegeven. In Rusland en China is men echter wel druk in de weer om onderzoek te doen naar beheersing van het weer. Sommigen beweren dat de opwarming van de aarde een Russisch project is om Siberië beter geschikt te maken voor bewoning en bebouwing. In de toekomst is in ieder geval te verwachten dat weerbeheersing algemeen wordt en dat men werkelijk in staat is om orkanen te voorkomen en om het te laten regenen of droog te worden. Iets wat tot nu toe alleen maar op kleine schaal door uitstrooien van chemische stoffen of fijne poeders boven de wolken mogelijk is. Vermoedelijk zal men eerst moeten onderzoeken hoe het paranormale werkt omdat het mogelijk is om paranormaal het weer te beïnvloeden.

    In theorie kan de kwantumcomputer minstens 1000 keer sneller werken dan de beste hedendaagse supercomputer, hoewel die snelheid tot nu toe alleen gebruikt kan worden voor hele specifieke rekenproblemen. Er zitten echter nog principiële problemen aan de kwantum computer zoals het vastleggen van de resultaten.  En dan is er op basis van verstrengelde deeltjes (die dus tegelijkertijd werken) ook de ontwikkeling naar een kwantum-internet. Door recente ontwikkelingen kan men verstrengelingen waarvan de kracht afneemt, versterken en die informatie opslaan in kernspins. Voorlopig kan men echter niet veel anders er mee dan dat de informatie op die manier onmogelijk gehackt kan worden, dus absoluut geheim is, omdat er geen medium is waarover de informatie zich verplaatst. Hoewel: het woord onmogelijk in en buiten de wetenschap keer op keer achterhaald wordt. Ook moeten we denken aan de woorden van Jezus: ‘Wat in het GEHEIM gefluisterd wordt, zal van de daken geschreeuwd worden". Het schijnt dat IBM in 2018 en Google in 2019 de eerste kwantumcomputer gebouwd hebben: voorlopig alleen voor hele specifieke taken. Een gewone computer verricht de taken achter elkaar: serieel; de kwantum computer doet het tegelijk: parallel. Daarom is de kwantum computer meer dan 1000 maal sneller. Een nadeel is dat de kwantum computer niet een groot geheugen kan hebben, want dan kunnen de qubits uit zichzelf vervallen. Dat is een beperking voor zowel de algoritmen als het geheugen. Misschien zal een kwantum computer instabiel blijven, waardoor de berekeningen vele malen herhaald moeten worden om te zien of ze dezelfde uitkomst hebben.

    Daarentegen heeft een lichtcomputer minder energie nodig, wordt niet warm en is licht ongevoelig voor invloed van electromagnetische velden en hoeft het niet door een medium, zoals bijvoorbeeld een koperdraad,  te reizen.

    Opslaan via lasers op glas levert veel voordelen op. Het wordt als een DVD opgeslagen, alleen de bits worden veel kleiner. Bovendien blijft de informatie zo honderden jaren bewaard, Conventioneel vindt het schakelen plaats door een extern magnetisch veld aan te leggen, die de richting van de polen ofwel omhoog (1) of omlaag (0) dwingt. Een alternatief is om het schakelen optisch te doen, door gebruik te maken van een femtoseconde laserpuls. Hiermee kan de opslag van gegevens sneller en efficiënter gebeuren.

    Maar het mooiste zou zijn als er inplaats van een talstelsel met discrete waarden, een talstelsel komt met continue waarden, zoals de getallijn. Dat kan met licht, want de kleuren van de regenboog glijden in elkaar over.

    Het kan ook met elektriciteit, met analoge apperatuur.

    Men is nu bezig met onderzoek naar een computergeheugen op basis van continue waarden.

    Het grote probleem is dat de computer rekent aan de ene kant en dat dan de uitkomst moet worden verstuurd naar de andere kant. Dat transport slurpt energie op. Als men die 2 met elkaar zou verbinden en daarbij gebruik zou maken van continue waarden, zou dan niet alleen veel energiezuiniger zijn, maar ook 100 keer meer opslagcapaciteit geven.

    Het is belangrijk daarbij welke materialen men gebruikt.

    De werking van de menselijke hersenen geldt daarbij als voorbeeld.

    Eén van de grootste technische revoluties is die van de Kunstmatige intelligentie of Artificial Intelligence (A.I.) : Het ontwerpen van software met algoritmes, die zelf leren en dan betere algoritmes ontwerpen: Dat kan heel lang doorgaan en wordt een soort kunstmatige evolutie, maar dan vele malen sneller dan de biologische revolutie. Er wordt gewerkt aan talloze apps die a.i. gebruiken. De meest bekende is chatcpt van Microsoft in Bing, maar Google is bezig met Bard, en er zijn talloze andere toepassingen. Het is mogelijk plaatjes te laten maken door een opdracht in taal te geven, tekst, oplossingen voor problemen, codes voor computerprogramma’s, muziek en andere dingen te laten voortbrengen door a.I. apps. Binnen korte tijd lijkt wat vroeger onmogelijk was, mogelijk te worden.

    Daardoor wordt het bouwen van robotten of robot-programma’s die zichzelf dingen kunnen leren en zichzelf verbeteren, mogelijk. Putin beweerde dat wie in de toekomst de kunstmatige intelligentie beheerst, de wereld beheerst. Als we afgaan op landen of regio’s blijkt Europa achter te lopen op China en Amerika. China heeft ongeveer de helft van de patenten op het gebied van A.I., Amerika ongeveer een derde en Europa slechts ongeveer 10%.

    Scientias schrijft: "Organoïde intelligentie

    Onderzoekers hebben een baanbrekende manier bedacht om de computer vooruit te helpen. En wel door middel van een nieuw concept dat ze ‘organoïde intelligentie noemen’, zo leggen ze in het vakblad Frontiers in Science uit. Een organoïde is een kunstmatig gekweekt miniatuurorgaan. Ze worden buiten het lichaam gemaakt uit stamcellen, die zodanig geprogrammeerd worden dat ze uitgroeien tot een verkleinde en versimpelde, maar functionele versie van het echte, biologisch orgaan. En in dit geval gaat het dus om hersenorganoïden. Hoewel dit geen echte ‘minihersenen’ zijn, delen ze wel belangrijke aspecten van de hersenfunctie- en structuur. Denk bijvoorbeeld aan neuronen en andere hersencellen die essentieel zijn voor cognitieve functies, zoals leren en geheugen."

    Dank zij het kwantummechanische principes van superpositie en verstrengeling is echter het oude idee van teleporteren zoals dat in science- fiction films is voorgesteld, niet meer een onmogelijke zaak. Teleporteren van informatie is al gebeurd door Chinese onderzoekers met een verstrengeld deeltje in China op de grond en een verstrengeld deeltje in een satelliet 500 km boven de aarde.

    2.1.1.2. Heeft de ontwikkeling van de maatschappij mensen gelukkiger gemaakt ?

    Een stokpaardje van de Marxisten is het dogma dat de technische ontwikkeling geblokkeerd zou worden door de sociale ontwikkeling of om het in Marxistische termen te zeggen: "De ontwikkeling van productiekrachten wordt tegengehouden door de productieverhoudingen" en dat zou aanleiding zijn voor de communistische revolutie.

    In de praktijk blijkt echter het omgekeerde: De technische ontwikkeling gaat veel sneller dan de maatschappelijke, sociale, ethische en spirituele ontwikkeling.

    Je zou zelfs kunnen stellen dat de sociale en spirituele ontwikkeling vaak belemmerd wordt door bepaalde soorten technische ontwikkeling.

    Die technische ontwikkeling is zelfs zo ver gegaan dat ze het bestaan van de mens op het spel kan zetten. Dat bleek al vroeg bij het gebruik van het buskruit voor wapens. Maar het werd pas echt duidelijk bij de uitvinding van de atoombom. De maatschappelijke ontwikkeling loopt duidelijk achter bij de techniek: dat zien we bij internet: de techniek is die van één wereld die één geheel is, maar in werkelijkheid scharen personen en groepen die er gebruik van maken zich achter scheidsmuren die hun stam, hun geloof, hun nationaliteit, hun ras of wat hen dan ook van anderen scheidt. De ene groep probeert de andere te domineren of te veroveren, zoals Rusland deed door nep-berichten te versturen om de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden. Natuurlijk zijn er ook groepen die in harmonie met andere groepen uit de hele wereld willen communiceren, maar die lijken in de minderheid. Zelfs wetenschappers, die als basis internationale uitwisseling van kennis hebben, worden door bedrijven en overheden gecontroleerd om toch niet alles te delen.

    Er is nu een nieuw fenomeen: de ruimtevaart. Pas geleden hebben Japanse wetenschappers ontdekt dat er een reusachtige grot is op de maan. Dat is ideaal voor een basis op de maan, want het oppervlak van de maan wordt geteisterd door inslaande meteoren, waardoor een simpel plastic huis bouwen een groot gevaar voor haar inwoner-astronauten zou opleveren. Echter in zo’n grot heb je daar geen last van. Maar de aarde is nog niet zover dat er in vertrouwen kan worden samengewerkt aan een internationale basis op de maan. De landen die nu in staat zijn tot ruimtevaart: Amerika, Rusland, China, Japan, Europa die vertrouwen elkaar voor geen cent. Zij willen het liefste als land een basis op de maan: Een Amerikaanse basis of een Russische of Chinese basis. Dan kunnen ze pochen: Zie je wel: wij zijn beter dan de anderen.

    De beste oplossing zou zijn als er coördinatie en samenwerking komt van die landen onder leiding van de Verenigde Naties, en waar aan alle andere landen aan kunnen deel nemen en waarvan de resultaten in het belang zijn voor de gehele wereld, niet alleen maar voor de ruimtevaart-landen. Gebeurt dat niet, dan kan er een race naar de maan ontstaan om daar grondstoffen te halen en dat kan dan weer tot oorlog op aarde leiden. Behalve Japan en Europa hebben Amerika, Rusland en China imperialistische leiders, die vaak weinig verantwoordelijkheid hebben en die soms een bedreiging vormen voor andere etnische groepen, volken en landen. Niet bepaald een positief uitzicht: In dat geval is het beter een maanbasis uit te stellen totdat alle ruimtevaartlanden mensenrechten erkennen, het milieu respecteren en met elkaar willen samenwerken ten behoeve van de hele wereld. Gezien de politieke ontwikkelingen kan het nog wel enkele decennia duren voordat het zover is.

    Overigens zijn er redenen om aan te nemen dat de mens niet gelukkiger is geworden sinds de landbouwrevolutie:

    Inplaats van een interessant leven van vrij zwerven en plukken van wat de natuur biedt, moest de nieuwe landbouwer in een saai leven zwoegen in het zweet zijns aanschijns en werd hij onderworpen aan een heel stelsel verplichtingen, die ook voor nieuwe zorgen zorgden. De vrijheid van mensen in de natuursamenleving maakte plaats voor de horigheid van de grote massa aan een heersende kliek of in het beste geval aan een elite.

    Weliswaar is de laatste 60 jaar door de ontwikkeling van de techniek veel zwaar werk overgenomen door machines, maar daardoor en door de moderne wereld is de menselijke maat voor een groot deel verloren gegaan.

    De grootste achteruitgang in vrijheid en geluk kwam door de landbouwrevolutie, ongeveer 10.000 jaar geleden. Ook de natuur is daardoor achteruitgegaan: bossen werden gekapt, waardoor erosie vrij spel kreeg en woestijnen zich enorm uitbreidden. Het hele Middellandse Zeegebied verdroogde. Het natuurlijk evenwicht werd verstoord, maar nog niet zoveel als de laatste 100 jaar: dat is nog veel erger.

    Maar in bepaalde opzichten is geluk en gezondheid ook achteruitgegaan in vergelijking met de tijd voor de jaren ’50, hoewel in andere opzichten er wel degelijk dingen zijn verbeterd.

    Vroeger hield een boer een kostgrondje, waar hij genoeg mee verbouwde voor zijn gezin en hield hij een stuk of 8 kippen en 5 geiten die hij persoonlijk kende. Nu worden kippen gehouden op een miniem oppervlak waarin ze zich nauwelijks kunnen bewegen in reusachtige aantallen als een soort vleesfabriek. Maar kippen, varkens, geiten en koeien zijn gewervelde dieren met ook een geest en met gevoel: de dieren wordt dus grootschalig onrecht aangedaan.

    Ook werd vroeger het individu opgevangen door de familie en de dorpsbewoners en maakte hij deel uit van die sociale groep. Eenzaamheid bestond niet en bijna iedereen trouwde, meestal voor het 20e jaar.

    In die tijd had je meer de menselijke maat.

    Desondanks was het ook niet altijd fijn. Vaak woonde men in bij de schoonouders. Bepaalde gezinsleden (de vader en vaak de oudste zoon) achtten zich hoger dan andere, die werden onderdrukt, gediscrimineerd en niet gehoord.

    Na de tweede wereldoorlog is daar terecht tegen gerebelleerd en tegen al het niet terechte autoritarisme en in de jaren ’60 van de twintigste eeuw leek er een nieuw tijdperk in het verschiet: één van gelijkwaardigheid, vrijheid, democratie, seksuele vrijheid, harmonie in de wereld.  Dat hing samen met de introductie van voorbehoedsmiddelen, de dekolonisatie en meer aandacht voor arbeidsomstandigheden en voor het eerst voor vrije tijd. Andere culturen leverden inspiratie op voor nieuwe vormen van kunst .

    Helaas is dat ontaard in de jaren ’80 en daarna: de vrijheid om wiet te gaan roken veranderde mensen, die psychotisch werden of ook hard drugs gingen

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1